Tweede zondag van de Vasten

 
Epistel
1 Tess. 4, 1-7
Broeders, gij hebt van ons geleerd, hoe gij u moet gedragen en aan God welgevallig zijn; wij bidden u daarom en bezweren u bij de Heer Jezus uw levenswandel zo ook in te richten, om zodoende nog meer vooruit te gaan.
Gij kent immers de geboden, die ik u gegeven heb namens de Heer Jezus.
Dit toch is de wil van God: dat gij heilig wordt; gij moet u onthouden van onkuisheid; onder u moet ieder zich een vrouw weten te verwerven in heiligheid en ere, niet in hartstocht en begeerlijkheid, zoals de heidenen, die God niet kennen.
Laat niemand zich te buiten gaan en in deze zaak de rechten schenden van zijn broeder.
Immers de Heer zal dit alles wreken, zoals wij u vroeger reeds gezegd en verzekerd hebben.
God immers heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar om heilig te worden, in Christus Jezus, onze Heer.
 
Evangelie
Mt. 17, 1-9
In die tijd nam Jezus Petrus, Jacobus en diens broeder Johannes met Zich mee, en bracht hen op een hoge berg, waar zij alleen waren.
En Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd.
Zijn aangezicht straalde als de zon, en Zijn klederen werden wit als sneeuw.
En opeens verschenen hun Mozes en Elias, die met Hem spraken.
Petrus nu nam het woord en zei tot Jezus: Heer, het is ons goed hier te zijn!
Als Gij wilt, laten wij hier dan drie tenten bouwen: één voor U, één voor Mozes en één voor Elias.
Terwijl hij nog sprak, overschaduwde hen op eenmaal een lichtende wolk; en plotseling klonk er uit de wolk een stem, die sprak: Deze is Mijn veelgeliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luistert naar Hem!
Toen de leerlingen dit hoorden, vielen zij op hun aangezicht neer en werden zeer bevreesd.
Maar Jezus kwam naar hen toe, raakte hen aan en zei: Staat op, en vreest niet!
Toen sloegen zij hun ogen op, en zagen niemand meer dan Jezus alleen.
En terwijl zij van de berg afdaalden, gebood Jezus hun: Spreekt met niemand over deze verschijning, voordat de Mensenzoon van de doden is opgestaan.
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

Afbeelding invoegen