Martlaarsgestalten uit de boeken der Makkabeeën.*

 
Feria; geen feest; Martlaarsgestalten uit de boeken der Makkabeeën.

1. De grijsaard Eleazar.
Zoals altijd in tijden, waarin geloof en zeden beproefd worden, zijn er, die wankelen en uitglijden; er blijven echter ook vele moedige geloofshelden.
- de zaadkorrels van een betere tijd.
Dezen bezitten kracht, die zij in het gebed drenken uit de bronader van de kracht uit God en die zij weiden op de weiden van een gelovig verleden.
Het geloof van Matatias sterkt ons geloof, als wij zijn wilsbeschikking aan zijn vijf zonen lezen:
"Geef uw leven voor het Verbond onzer vaderen.
Denkt aan het werk uwer vaderen, dat zij bij hun leven hebben verricht….
In zijn nood hield Jozef vast aan de wet,
En hij werd Heer van Egypte…
Ananja, Azarja, en Misaël worden door hun geloof voor de vuurdood behoed.
De onschuld van Daniël redde hem uit muil van de leeuwen….
Dus, kinderen, wees moedig en staat pal voor de Wet."( 1 Makkabeeën 2,50 etc.).
 

Afbeelding invoegen

Niet alleen de zonen van Matatias, ook vele anderen uit het volk bleven sterk en hun sterkte werd overwinning van het volk.
Onder de sterksten telt Eleazar; zijn edel leven en sterven wekte de andere geloofsbroeders tot trouw volharden op.
Negentig jaren was Eleazar, een der aanzienlijkste schriftgeleerden, reeds oud, toen men hem dwingen wilde de godsdienst der vaderen, het geloof aan Jahweh af te zweren.
Eleazar bleef trouw.
Sluw en berekenend gingen de vijanden van de godsdienst te werk.
Als teken van de afval kozen zij niet een afzwering van het geloof, ook geen godslastering; ze verlangden ook niet dat men Zeus of een ander uit de hemel der goden bloed, wierook offers bracht.
Zij verlangden slechts het onthoudingsgebod van Mozes te overtreden (Mozes 2,6 en volgende)
Volgens Gods verlossingsplannen moest het volk Israël als drager van de godsdienst van de openbaring wel te midden van de heidenen wonen en toch streng afgezonderd van hen leven.
Reinheid en onreinheid d.w.z. de geschiktheid om aan de Israëlische eredienst deel te nemen of niet, moesten onvoorwaardelijk voor het volk vaststaande begrippen zijn, als het niet in de andere, uiterlijk veel sterkere volkeren, wilde opgaan.
Hiertoe behoorde ook het verboden "onreine"vlees – waartoe men ook varkensvlees rekende – te eten.
Had nu Eleazar die beroemde Schriftgeleerde de vijanden toegegeven – ook slechts in schijn – dan was de ergernis groot geweest en voor de afval had huis en hof opengestaan.
Men dwong Eleazar met alle denkbare middelen; de mond brak men hem open en duwde hem met geweld een stuk varkensvlees naar binnen: de grijsaard spuwde het onmiddellijk weer uit.
De woede steeg, folterwerktuigen bracht men aan, men wilde Eleazar erop spannen, hem de ledematen uittrekken.
Men spiegelde hem de heerlijkste toekomst voor, die hij door toegeven bereiken kon.
Eleazar echter bleef standvastig.
Strengheid hielp niets, dat merkten de booswichten, want wat boeide nog de grijsaard aan deze wereld?
Toen probeerde men  het met goedheid.
Men nam hem ter zijde, sprak hem toe: "Laat u toch heimelijk rein vlees brengen, maak het zelf klaar, opdat ge niet onrein zijt en eet dan, opdat uw leven minstens gered zij.
De anderen zullen dan geloven, dat gij het bevel van de koning hebt ten uitvoer hebt gebracht en wij hebben onze plicht gedaan en gij zijt gered".
Zo ongeveer deden het ook de latere vervolgers van het jonge Christendom.
Zo velen trachtten zij aan de rijen van de belijders van Christus te ontvreemden door ze tot een schijnoffer aan te sporen.
En niet weinigen gingen daarop in.
Heeft niet Judas de verrader hetzelfde gedaan?
Hij stelde ook slechts schijn voor waarheid en sloeg zo de Heer aan het Kruis.
Eleazars woorden zouden wij misschien, op ons toegepast, reeds meermalen in het leven spreken moeten, maar wij deden het niet.
Hij zei namelijk: "Geenszins past het aan onze leeftijd te veinzen, zodat velen jongeren, in de mening, dat Eleazar in zijn negentigste levensjaar tot de levenswijze van de vreemdelingen is overgegaan, op hun beurt, wegens mijn veinzerij en om een kort ogenblik van het vergankelijke leven, worden verleid en ik daardoor een schandvlek en smaad op mijn ouderdom laad.
Want al wordt ik voor een ogenblik aan de lijfstraffen van de mensen onttrokken, toch zal ik de hand van de Almachtige nog levend noch dood ontvluchten.
Derhalve zal ik, door stoutmoedig uit het leven te scheiden, mij de grijsheid waardig tonen, maar ook aan de jeugd een kloekmoedig voorbeeld achter laten, indien ik bereidwillig en moedig voor de gewichtigste en heiligste wetten een eervolle dood sterf" (6,24-28).
Juist wie hoog staat moet op deze woorden letten.
Ereambten hebben ook plichten in hun gevolg.
De Judasdaad van een priester b.v. is grievender en noodlottiger in haar gevolgen dan dezelfde daad van een onbekende.
Eleazarsgestalten hebben wij thans weer nodig.
Zulke, die kloekmoedig stand houden en standvastig belijden, ook als later de woede der tegenstanders zonder maat aan zwelt.
Waar het zijn moet, moeten wij ook als Eleazar moedig voor de beul kunnen treden om ons te laten folteren.
Stervend beleed de moedige grijsaard: "O Heer, Gij die de heilige kennis hebt, Gij weet, klaarblijkelijk, dat ik, alhoewel ik mij van de dood kon redden, hevige lichaamsmarten doorsta; maar naar de ziel verdraag ik dat blijmoedig om Uw vreze".
Het heerlijkste gedenkteken richt de heilige Schrift voor hem op, als zij zegt: "En zo is hij dan op die wijze uit het leven gescheiden, niet alleen aan de jeugd, maar eveneens aan het hele volk de gedachtenis van zijn dood ten voorbeeld van kloekmoedigheid en sterkte achterlatend" (6,31).
De geest van Eleazar beziele ook ons, want wee de ergernisgevers.
Zalig echter zij, die CHRISTUS voor de mensen belijden en die vervolging lijden om zijnentwille.