Kom, strek uw hand uit en verlos ons*

De tweede O-antifoon:
"O Adonai (Verbonds-God) en aanvoerder van het huis van Israël,
Gij zijt aan MOZES in het vuur van het brandende braambos verschenen;
Gij hebt hem op de Sinaï de wet gegeven:
Kom, strek Uw hand uit en verlos ons! "
 
De tweede goddelijke Persoon neemt allereerst werkzaam deel aan de schepping; daarover zong de eerste antifoon; nu zien wij Hem door het Godsrijk van het Oude Verbond schrijden.
Christus was de God van het Verbond (Adonai) van het uitverkoren volk;
Hij heeft het verbond met Noë, Abraham, Isaak, Jacob en met Mozes gesloten;
Hij was de aanvoerder van het Joodse volk in de woestijn, maar ook door de volgende tijden…in de antifoon worden in plaats van alle overige slechts twee verschijningen van God vermeld: het brandende braambos en de wetgeving op de Sinaï in bliksem en donder, tegelijk beelden van het komend kerstlicht.
Het gebed verbindt er de bevrijding uit Egypte aan, die een afbeelding is van de verlossing uit het juk van de duivel.
 
Overweging: Wij beschouwen weer eerst het beeld, voorafbeelding en gelijkenis en dan de uitleg en vervulling.

 

Afbeelding invoegen

A. Beeld: Een van de belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van het Joodse volk is de bevrijding uit Egypte.
In ontelbare gezangen en woorden van de Heilige Schrift klinkt de herinnering daaraan voort en een van de grootste feesten, het PAASFEEST, moest de herinnering aan deze grootse daad van GOD voor alle geslachten levendig houden.
De verlossing van Israël is met de verschijning van God in het brandende braambos begonnen, want daar heeft de Verbondsgod zich voorgesteld en tegelijkertijd werd Mozes tot aan voerder van het volk gekozen.
Met de afkondiging van de Wet op de Sinaï was het werk voltooid en de Kerk van het Oude Verbond gegrondvest.
God heeft zich daar als sterke Redder en Verlosser voor zijn volk bewezen.
Als een veldheer is hij "met uitgestrekte arm” vóór zijn volk uitgetrokken.
Wie echter deze plaatsen in de Heilige Schrift leest, hem zal het opvallen, dat met afwisseling i.p.v. ”God” ook de "Engel Gods” genoemd wordt, bijv. bij het brandende braambos.
De Kerk bevestigt, dat de Jahweh van het Oude Verbond Adonai (Mijn Heer), Engel Gods, de Schechinah (wolkkolom boven de Ark van het Verbond) slechts verschillende benamingen zijn en verschijningsvormen voor de tweede goddelijke Persoon zijn.
Dus een nieuwe vruchtbare gedachte.
De Zoon van God gaat ook door de geschiedenis van het Oude Verbond, leidend en verlossing voorbereidend.
Dan kunnen wij ook begrijpen, dat vele gebeurtenissen uit het Oude Verbond, vooral de bevrijding uit Egypte, voorafbeeldingen voor de verlossing door CHRISTUS zijn.
 
B. Daarmee komen wij tot de verklaring van het beeld: Farao is beeld van de hellevorst, in wiens knechtschap de mensheid door de zonde is geraakt;
Mozes is de grote voorafbeelding van CHRISTUS, van de "Aanvoerder” van de verloste mensheid.
Zoals CHRISTUS in de braambos is verschenen, zo heeft hij zich door Zijn menswording op aarde getoond in zijn goddelijke beminnelijkheid.
Wij staan op het punt zijn menselijke verschijning met Kerstmis verbaasd en verheugd te vieren.
Elk jaar worden wij door dit bezoek van God onder ons mensen diep getroffen.
Vol bewondering staat de Christenheid voor de kribbe te Bethlehem.
En zoals CHRISTUS op de Sinaï onder bliksem en donder de oude Wet gaf, zo zien wij Hem op de berg van de Zaligspreking de nieuwe Wet afkondigen, in barmhartigheid en zachtmoedigheid.
En nu met Kerstmis wil het Godsrijk in onze ziel binnendringen en CHRISTUS wil komen als Aanvoerder en Wetgever.
"Volg Mij na”, treed in Mijn voetstappen, zo spreekt Hij tot ons.
Christelijk leven is navolging van CHRISTUS.
Wetgever wil CHRISTUS ook voor mij zijn.
Zonder WET bestaat er geen Godsrijk.
Hij wil met gestrekte arm verlossen, doch slechts onder voorwaarde, dat ik Hem als Aanvoerder en Wetgever erken.
Wat verlangt Hij als zodanig van mij?