Heilige FRANCISCUS van ASSISI*

 
Heilige FRANCISCUS van ASSISI:
Sterfdag: 3 oktober 1226.
Graf: Paus Gregorius IX liet ter ere van hem bij Assisië een prachtige dubbelkerk bouwen en zijn lichaam daarheen overbrengen. Omdat men zijn graf trachtte te verbergen, kon men later de plaats niet met zekerheid aangeven, tot het lichaam na moeitevolle arbeid in 1818 onder het hoofdaltaar werd weergevonden.
Afbeelding: Als minderbroeder met het Kruis, dikwijls met de wonde-tekenen.
Leven: Vandaag vieren wij "een grote in het Rijk der Hemelen":
Franciscus van Assisi, de serafijnse heilige stichter van de Minderbroeders, van de Clarissen en de z.g. Derde orde, de troubadour van de goddelijke Liefde, "de broeder: Altijd blij", de bedelaar van Assisi, die zich de armoede tot bruid had verkozen, de grote vriend van de natuur, die zon, maan en sterren als zijn broeders en zusters beschouwde, naar wie de vogels vertrouwelijk toevlogen, de man, die de wonde-tekenen van Christus in zijn lichaam droeg.
Hij is onder de velen heiligen van de katholieke Kerk een geheel bijzondere verschijning.
Hij is één van de weinig zeer grote hervormers van onze Kerk; hij oefende een diep ingrijpende invloed uit op zijn tijdgenoten en op hen, die na hem leefden tot heden toe.
Hij inspireerde eeuwen lang grote kunstenaars, dichter en schrijvers.
Hij is stichter van een nieuwe stijl in de godsvrucht.
Het is zijn werk dat de Heiland ons uit de verheerlijkte hoogten weer menselijk nabij werd gebracht; het Kind van Bethlehem in de kribbe en de aan het kruis ontzaglijk lijdende Man van smarten heeft hij ons gegeven.
Hij, die noch rijk, noch mooi, noch geleerd was, trok allen tot zich tot op de dag van heden.
– Franciscus, zijn doopnaam is Giovanni, de naam waarmee hij werd aangesproken Francesco = Frans om zijn voorliefde voor de Franse taal, is geboren in 1182 in Assisi en koos eerst als zijn vader de koopmanstand.
In zijn jeugd beoefende hij ijverig werken van liefde, die de onwil van zijn vader opwekten.
 

Afbeelding invoegen

Tenslotte onterfde zijn vader hem voor de bisschop, waarop Franciscus hem zijn kleren teruggaf, om God alleen zijn vader te kunnen noemen.
Met twaalf gelijkgezinden stichtte hij nu een orde van de minderbroeders, nadat hij door de tekst: "Goud, zilver noch kopergeld zult gij in uw gordel dragen; geen tas, geen twee onderkleren, geen schoeisel, geen reisstaf; want de arbeider heeft recht oponderhoud". (Matteüs 10,9 en 10) van zijn beslissende roeping zeker was geworden.
In 1209 kreeg hij na een weigering de bevestiging van Paus Innocentius III.
De Paus zag in een droom, hoe een arme, bar voets, een koord om de lenden, met zijn schouders het ineenstortende paleis van Lateranen steunt. Deze droom was een symbolisch voorteken voor het hernieuwings werk van de heilige.
Franciscus zond zijn broeders om het evangelie te prediken de wereld in.
Twee jaren vóór zijn dood ontving hij de wonde-tekenen (stigmata) van de Heer (zie 17 sept.)
Zwaar ziek, liet hij zich naar Assisi naar de kerk van de heilige Maria der Engelen dragen, waar hij zijn roeping had gekregen.
Onder het bidden van psalm 142 stierf hij op 3oktober 1226.
Paus Gregorius IX canoniseerde zijn heilige vriend reeds in het jaar 1228, twee jaar na zijn dood.

Franciscus viert Kerstmis:
Sinds zijn bedevaart naar het heilig Land en zijn bezoek aan Bethlehem, had Franciscus een geheel bijzondere voorliefde voor het Kerstfeest opgevat.
Dikwijls zei hij daarom: "Als ik de keizer kende, zou ik hem vragen op die dag graan voor de vogels neer te werpen, vooral voor onze zusters de leeuweriken, en dat ieder, die dieren in de stal heeft, hun uit liefde tot het in de kribbe geboren Kind Jezus bijzonder goed voedsel geven zou en de rijken moeten op die dag alle armen spijzigen" (Celano).
In het jaar 1223 had Franciscus zelf het plan, Kerstmis op een wijze te vieren, zoals de wereld nog nimmer had gezien.
Hij had in Greccio een vriend en beschermer, Messer Giovanni Vellita, die hem en zijn broeders bij de stad Greccio een beboste rots had geschonken, om zich daarop te vestigen.
Deze man liet Franciscus naar Fonte Colombo ontbieden en sprak tot hem: "Ik wens de heilige Kerstnacht met u samen te vieren en luister eens, wat ik mij heb gedacht!
In het bos bij het klooster vindt gij een rots spelonk en daar plaatst gij een met hooi gevulde kribbe in.
Daar moet ook een Os en een ezel aanwezig zijn, juist zoals in Bethlehem.
Ik wil eens echt in ernst de komst van de Zoon Gods op aarde vieren en met eigen ogen zien, hoe arm en ellendig Hij het om onzent wille hebben wilde".
Giovanni Vellita zorgde voor alles volgens de wens van de heilige Franciscus en op Kerstavond, tegen middernacht kwamen de broeders van Fonte Colombo over en de bevolking van de gehele streek stroomde voor het Kerstfeest bijeen.
Allen droegen brandende fakkels en rondom de kribbe stonden de broeders met hun kaarsen, zodat het bos helder werd als de klare dag onder de donkere gewelven van de steeneiken.
De Heilige Mis werd boven de Kribbe, die als Altaar diende, gelezen, opdat het goddelijke Kind onder de gedaante van Brood en Wijn zelf tegenwoordig zou zijn, zoals het lichamelijk was geweest.
Ja, een ogenblik kwam het zelfs Giovanni voor, als zag hij een werkelijk Kind in de Kribbe liggen, maar als dood of slapend.
Toen stapte broeder Franciscus op het Kind toe, nam het liefderijk in zijn armen en het Kind ontwaakte, lachte tegen broeder Franciscus en streelde met zijn handjes diens baardige wangen en de grove, grauwe pij…
En deze verschijning verwonderde Messer Giovanni volstrekt niet.
Want Jezus was in de harten van velen dood geweest of toch minstens ingesluimerd.
Broeder Franciscus echter had door zijn woord en voorbeeld het goddelijk Kind weer tot het leven of uit de sluimer gewekt.
Nadat het Evangelie was gezongen, trad broeder Franciscus, als diaken gekleed, te voorschijn.
"Diep zuchtend, vermorzeld door de volheid van zijn godsvrucht, van wonderbare vreugde overvloeiend, stond de heilige Gods bij de kribbe", zegt Thomas van Celano.
"En zijn stem, zijn sterke stem en zijn zachte stem, zijn heldere stem en zijn klankvolle stem nodigt allen uit de hoogste goederen te zoeken".
Broeder Franciscus spreekt van het Kind Jezus.
Met woorden, die van zoetheid druipen spreekt hij van de arme Koning, die in deze nacht geboren is, die de Heer Jezus is in de stad van David.
En iedere keer, als hij de naam Jezus wilde noemen, overweldigde hem het vuur van zijn liefde en hij noemde Hem in plaats daarvan het Kind van Bethlehem.
En het woord ´Bethlehem´ sprak hij op een toon als van een lammetje, dat blaat en als hij de naam ´Jezus´ had genoemd, dan liet hij de tong over zijn lippen glijden, alsof de zoetheid te smaken, die deze naam achtergelaten had, toen deze over zijn mond ging.
Eerst laat eindigde deze heilige vigilienacht en ieder keerde van vreugde vervuld huiswaarts.
Later echter werd de plaats, waarop de kribbe gestaan had aan de Heer tot een tempel gewijd en boven de kribbe werd een Altaar opgericht, ter ere van onze zalige vader Franciscus, zodat daar, waar de redeloze dieren vroeger hooi uit de kribbe vraten, nu mensen tot heil van de ziel en van het lichaam het onbevlekte Lam van onze Heer Jezus Christus ontvangen, die in onuitsprekelijke liefde zijn Bloed voor het leven van de wereld heeft gegeven en die met de Vader en de Heilige Geest leeft en heerst in de eeuwige heerlijkheid van God door alle eeuwigheden van de eeuwigheid. Amen!