H. Beda de Eerbiedwaardige

 

Beda is waarschijnlijk in 672 of 673 geboren in het gebied van het tweelingklooster van Jarrow en Wearmouth, in de buurt van de monding van de rivier de Wear, in het huidige Sunderland. Toen hij zeven was, is hij door zijn familie naar het klooster, gewijd aan Sint-Petrus, in Monkwearmouth gestuurd, dat eerst onder leiding van abt Benedictus Biscop en later onder abt Ceolfried stond.
Over zijn familie is niets bekend. Dat hij door zijn familie onder de hoede van abt Benedictus is gebracht toen hij zeven jaar oud was zou de indruk kunnen wekken dat hij een wees was, maar het was niet ongebruikelijk dat ouders hun kinderen op jonge leeftijd naar het klooster brachten. Bijvoorbeeld Ælflæda, de dochter van Oswiu van Northumbrië is door haar vader aan de Kerk overgedragen toen ze nog een baby was.
Beda werd op negentienjarige leeftijd tot diaken gewijd en op zijn dertigste ontving hij de priesterlijke waardigheid, in beide gevallen door de bisschop van Hexham op verzoek van abt Ceolfried.
In het klooster in Monkwearmouth heeft hij, naast zijn dagelijkse kerkelijke taken, zijn werkzame leven gewijd aan studie, onderwijs, bijbelonderricht en schrijven. Hij putte zijn kennis uit de Bijbel en uit de Latijnse geschriften van de kerkvaders. Beda bezat een grote kennis van en vaardigheid in het Latijn. Hij had ook enige kennis van het Grieks en het Hebreeuws. Hij wordt beschouwd als een veelzijdig geleerde, met grote verdiensten op met name (kerk)historisch gebied.

 

Zijn bekendste werk is Historia ecclesiastica gentis Anglorum, waarin Beda de (kerk)geschiedenis van het Angelsaksische volk beschrijft vanaf de tijd van Caesar tot het jaar 731. Ook voor de kennis van het politieke en alledaagse leven in zijn tijd is dit werk van enorm belang.

Aan het eind van de Historia legt Beda een autobiografische verantwoording af van zijn schrijverschap via een opsomming van zijn werk. Hij benadrukt zijn commentaren op veel boeken van het Oude en het Nieuwe Testament. Ze staan bovenaan op zijn lijst en overtreffen het andere werk in aantal. Deze commentaren reflecteren de aandacht die de bijbel had in het kloosterleven. Zelf schrijft Beda: Ik heb in dit klooster mijn hele leven gewijd aan de studie van de Heilige Schrift.

Daarnaast heeft hij twee handboeken voor tijdrekening opgesteld voor gebruik in de Kerk: het Liber de temporibus en De temporum ratione. Deze werken over chronologie genoten groot gezag in de middeleeuwen. Van groot historisch belang is zijn grote paascyclus, aan de hand waarvan alle toekomstige juliaanse data van paaszondag werden vastgelegd tot het moment dat de juliaanse kalender zou worden vervangen (in het jaar 1582). Ook schreef hij een natuurwetenschappelijk werk: De natura rerum. Opvallend is dat Beda schreef dat de aarde rond was als 'een speelbal' en niet als 'een schild'. Verder schreef hij voor zijn leerlingen verhandelingen over onder andere de grammatica.

Hoofdstuk 66 van zijn De Temporum Ratione uit 725 bevat de Chronica Maiora (Grote Kroniek), dat soms als een afzonderlijk werk circuleert.Voor de laatste gebeurtenissen zoals in de Chronica en de Historia maakte Beda gebruik van het werk van Gildas, tot aan paus Sergius I (687-701) van de Liber Pontificalis. Een oudere bron is de Chronikoi Kanones van Eusebius van Caesarea.

Ander historisch werk betreft biografieën van de abten van de kloosters van Wearmouth en Jarrow en een levensbeschrijving zowel in proza als in poëzie van Sint-Cuthbert van Lindisfarne.

Beda schreef ook De Templo en De Tabernaculo. In deze twee werken staat vooral de architectuur centraal. Hij geeft een uiterst gedetailleerde beschrijving van onder andere de tempel van Salomo, de Ark des Verbonds en het Tabernakel waarin hij bijna elk mogelijk onderdeel gaat allegoriseren.

Beda's graf in de Kathedraal van Durham. Vijftig jaar na zijn dood beweerden pelgrims mirakels gezien te hebben bij Beda's graf. Zijn lichaam werd in het midden van de elfde eeuw naar de kathedraal van Durham overgebracht. Sinds 1370 liggen de stoffelijke resten van Beda in de Galileakapel in dezelfde kathedraal. Aangenomen wordt, in ieder geval in Durham, dat de relieken authentiek zijn, alhoewel York, Glastonbury en Fulda gelijksoortige aanspraken claimen.

Zijn geleerdheid is door de Rooms-katholieke Kerk dermate belangrijk geacht dat hij in 1899, als Sint-Beda de Eerbiedwaardige officieel tot de enige Engelse kerkleraar (Doctor Ecclesiae) werd verklaard. Hij is ook de enige Engelsman die in Dantes La Divina Commedia wordt genoemd te midden van theologen en Leraren van de Kerk. Beda wordt als heilige vereerd in de Anglicaanse Kerk, de Lutherse kerken, de Oosters-orthodoxe Kerk en de Rooms-katholieke Kerk. Zijn feestdag valt op 25 mei.