Eenentwintigste zondag na Pinksteren
Epistel
Ef. 6, 10-17
Broeders: Zoekt uw
sterkte in de Heer en in Zijn alvermogende kracht.
Trek de wapenrusting Gods
aan, om stand te kunnen houden tegen de listige aanvallen van de duivel. Want
onze strijd gaat niet tegen vlees en bloed, maar tegen de vorsten en machten en
wereldbeheersers der duisternis, tegen de boze geesten in de lucht.
Grijpt
daarom naar de wapenrusting Gods, om weerstand te kunnen bieden op de kwade
dag, en in volle uitrusting pal te staan.
Houdt u dus gereed, de lendenen
omgord met de waarheid, gestoken in het pantser van gerechtigheid, en de voeten
geschoeid met bereidwilligheid voor het evangelie des vredes; blijft in alle
omstandigheden vasthouden het schild des geloofs, waarmede gij alle gloeiende
pijlen van de boze vijand kunt doven; neemt daarbij de helm van het heil en het
zwaard van de Geest, dat is het Woord Gods.
Evangelie
Mt. 18, 23-35
In die tijd
hield Jezus Zijn leerlingen deze gelijkenis voor: het rijk der hemelen gelijkt
op een koning, die afrekening wilde houden met zijn dienaren.
En toen hij met
afrekenen was begonnen, werd er iemand voor hem gebracht, die hem tienduizend
talenten schuldig was.
Daar hij echter niets had om te betalen, gaf zijn heer
bevel hem te verkopen met zijn vrouw en kinderen en alles wat hij had, en zo de
schuld te voldoen.
Maar de dienaar viel voor hem neer, en smeekte: Heb geduld
met mij, en ik zal u alles betalen!
Toen kreeg de heer medelijden met zijn
dienaar, liet hem weer vrij, en schold hem de schuld kwijt.
Maar toen deze
dienaar wegging, trof hij een van zijn mededienaren, die hem honderd tienlingen
schuldig was; en hij greep hem bij de keel, en zeide; Betaal wat gij schuldig
zijt!
En zijn mededienaar viel neer en smeekte hem: Heb geduld met mij en ik
zal u alles betalen!
Doch de ander wilde dat niet; maar hij ging heen, en liet
hem in de gevangenis werpen tot hij zijn schuld zou betaald hebben.
Toen nu zijn
mededienaren dat zagen gebeuren, werden zij zeer bedroefd; en zij gingen naar
hun heer en deelden hem alles mede, wat er voorgevallen was.
Toen liet zijn
heer hem roepen, en sprak tot hem: Slechte knecht!
Heel uw schuld heb ik u
kwijtgescholden, omdat gij het mij gevraagd hebt; moest gij dan ook geen
medelijden hebben met uw medeknecht, zoals ik medelijden heb gehad met u?
En in
toorn ontstoken leverde zijn heer hem over aan de beulen, totdat hij geheel
zijn schuld zou betaald hebben.
Zo zal ook Mijn hemelse Vader doen met u, als
gij allen niet van harte vergiffenis schenkt aan uw broeder. |