(3) In het Octaaf van Allerheiligen*

 

6 November: In het octaaf van Allerheiligen:
Gedachten over Allerheiligen:
Vandaag houdt voor ons de leraar, uit wiens mond de woorden vloeien als honing, Sint Bernardus, een preek over Allerheiligen:
"Omdat wij vandaag de feestelijke en aller aandacht ten hoogste waardige gedachtenis aan alle heiligen vieren, geloof ik, dat het de moeite waard is, over hun gemeenschappelijke zaligheid, waarin zij reeds de gelukbrengende rust genieten, en van de toekomstige volmaaktheid, waarnaar wij streven, voor u, mijn geliefden, onder de bijstand van de H.GEEST, een toespraak te houden.
Het is namelijk een vaststaand en volstrekt geloofwaardig woord, dat wij hen, die wij op plechtige wijze vereren ook door een levenswandel aan die van hen gelijk navolgen, dat wij ondersteund worden door de bescherming van hen, in wier verheerlijking wij ons vermeien.
 

Afbeelding invoegen

Wat hebben de heiligen dan voor nut van onze lof, van onze verheerlijking, van deze onze plechtige viering zelf.
Waartoe die aardse eerbewijzen voor hen, die volgens de waarachtige belofte van de Zoon, de hemelse Vader eert?
Zij zijn verzadigd.
Het is inderdaad waar, zeer geliefden, de heiligen hebben geen behoefte aan onze goederen en evenmin wordt hun door onze godsvrucht iets gegeven.
Inderdaad, dat wij hun gedachtenis vieren, is ons belang, niet het hunne.
Wilt gij weten, hoeveel belang wij er bij hebben?
Ik voor mij geef toe, ik voel door de herdenking een vurig verlangen in mij ontvlammen en wel een drievoudig.
Er bestaat een spreekwoord: "Uit het oog, uit het hart".
Mijn oog is mijn gedachtenis en denken over de heiligen is enigermate hen zien.
Zo namelijk is ons deel in het land van de levenden, en zeker is dat geen klein deel, wanneer tenminste, zoals het past, de neiging tot hen met de gedachtenis samengaat.
Zo, zeg ik, is onze levenswandel in de hemel.
Maar de onze is niet als de hunnen.
Voor hen immers is de zelfstandigheid daar, van ons echter zijn er slechts de verlangens, zij zijn daar door hun tegenwoordigheid; wij alleen in gedachten.

De aanbeveling van de scheidende ziel:
Daar, waar men de priester bij een stervende christen laat halen, zal gewoonlijk op het heilig OLIESEL en het verlenen van de pauselijke zegen niet aanstonds de dood volgen.
In de meeste gevallen zal de dood waarschijnlijk enige tijd op zich laten wachten.
De stervende is van alles voorzien.
Kerk en ziel hebben gedaan, wat er in de geest van de kerk en van haar Liturgie te doen viel.
Nu komt het uur van de parousia des Heren.
Door de doodstrijd kondigt het zich aan en ook daar, waar wij van een zachte dood spreken, waar het sterven inderdaad in op een sluimerend overgaan gelijkt, zijn er zekere tekenen, dat de Heer van het leven nader komt om de ziel te halen.
Moeder Kerk is na het H.Oliesel niet weggegaan als iemand, die zegt: Ik heb mijn plicht gedaan.
Zij heeft zich slechts wat teruggetrokken, om nu in het laatste beslissende ogenblijk van het leven van de christen nog eenmaal met haar gebeden en heilige riten te waken.