13de zondag na Pinksteren

 
 
"Sta op en ga heen…Uw geloof heeft u gered. "
 
In het Evangelie zien we tien melaatsen, die door Christus worden genezen.
Negen van hen laten niets meer van zich horen.
De tiende, een Samaritaan, keert dankbaar naar de Heer terug.
Wat bedoelt de Kerk daarmee?
Christus was gedurende zijn rondwandeling op aarde niet alleen geneesheer van de lichamelijke kwalen en ziekten, maar vooral dat hij in zijn Kerk geneesheer van de kwalen van onze ziel zou zijn.
Deze genezing vindt plaats in het Doopsel.
De melaatse is het beeld van de ongedoopte mens.
Christus reinigt ons in het doopsel van alle uitslag van de zonde.
Zondag is paasdag – doopdag!.
Op zondag moeten we de doopgenade in ons vernieuwen.
De doop alleen maakt ons niet tot een volwassen Christen.
Zoals een baby zeer zeker mens is, maar nog een onvolmaakte mens.
Wil hij uitgroeien tot een mens in de kracht van zijn leven, dan moet hij gevoed worden door de moedermelk en door nog honderden andere spijzen.
Is het doopsel een geboorte in het Bovennatuurlijk leven van de Genade, dan is de Euchariatie de moedermelk van de Kerk.
Ook de Eucharistie heeft haar plaats in het Evangelie van vandaag.


Van de tien genezenen keerde er slechts één terug om te danken en God te prijzen voor de genezing en van Christus een zegenwens te ontvangen. Hij verheerlijkte God met luider stem.
Wierp zich op zijn aangezicht voor Jezus’ voeten neer en dankte hem.
Bedanken heet in het Grieks: Eucharistein.
Daar komt ons woord ‘Eucharistie’ vandaan.
Dus de ‘Zondags-mis is dus een dankfeest van een gelukkig mens die genezen is.
Dus na iedere zondagsmis kun je altijd zeggen wanneer je huiswaarts keert: Ik ben een tevreden mens ik heb weer wat opgedaan, waar ik mee verder kan.
Ik ben weer genezen van de melaatsheid van de zonde.
Mochten we toch in deze zin de betekenis van de zondagsmis opvatten.
De Zondag is de dag, waarop we GOD met luider stem moeten verheerlijken: een dankdag moet het zijn voor de DOOPGENADE en tegelijk een Vormingsdag voor de ziel, waarop ze "wasdom krijgt in geloof, hoop, en liefde”; wasdom in de eeuwige verlossing”.
Met die dankbare vreemdeling zijn wij bedoeld, die hier naar de Mis komen, naar de viering van de Heilige GEHEIMEN.
Want nu gaat de Heer het dorp (castellum) binnen, de KERK en "wij komen Hem tegemoet en Hij geneest ons van de melaatsheid van de zonde Hij zal ons nieuwe GENADEN geven in het heilig OFFER en de heilige KOMMUNIE.
Overwegen wij het evangelie nog wat dieper.
Slechts één kwam terug om JEZUS te bedanken.
De negen anderen kwamen niet.
JEZUS voelt dat en vraagt smartelijk: "Zijn er geen tien genezen”?
Waar blijven dan de negen anderen?
Niemand is er gevonden die terugkeerde en eer gaf aan GOD, behalve deze vreemdeling.
CHRISTUS beklaagt zich over de ondankbaarheid van de negen genezen Joden.
In zulke voorvallen ziet JEZUS altijd verder en dieper.
Hij ziet de Christenen, die Hij in DOOPSEL van de melaatsheid van de zonde heeft genezen.
Maar ze komen ‘s zondags niet meer naar Hem terug om Hem te bedanken en nieuwe GENADEN voor verdere uitgroei in het Bovennatuurlijke leven te ontvangen.
Hier zien wij de christenen van de concilie kerk die wel gedoopt zijn, maar niet meer naar de heilige MIS komen om GOD te bedanken voor de DOOPTGENADE.
Ze hebben geen heilige MIS.
Ze hebben de ‘dienst van de tafel en handcommunie …’maar dat is geen Heilige MISOFFER , geen viering van de Heilige GEHEIMEN.
Daarom bidden we met de Kerk, Psalm 73: "Laat uw ongelukkigen niet voorgoed in de steek. Vergeet de zielen van die armen niet.”.
Deze ongelukkigen zijn de weg naar het Vaderhuis kwijt.
Zij horen de Blijde Boodschap van CHRISTUS niet meer.
Laten wij de Zondagsmis in ere houden tot heil en welzijn van onze zielen en bij het zullen wij de woorden van Christus herinneren: "Sta op, ga heen Uw Geloof heeft U gered.
Door Christus onze Heer!
Amen!

H. Havee