10de zondag na Pinksteren

 
 
 
Vandaag geeft de Kerk in haar Liturgie een belangrijke gedachte mee naar huis.
Zijn toont ons een onmiskenbaar teken, waaraan we de beide Rijken: Het Rijk Gods en het Rijk van de duivel, kunnen onderscheiden: NEDERIGHEID en HOOGMOED.
De gelijkenis van de Farizeeër en de Tollenaar is één van de mooiste parabels uit het Evangelie van onze Heer Jezus Christus.
Hij toont zich hier als een volmaakt artiest, die met enkele streken een onvergetelijk tafereel op het doek legt.
De tollenaar was in Jezus’ tijd het kort begrip van een zondaar, bedrieger, een volksverrader; terwijl de farizeeër gold als het toonbeeld van getrouwheid aan de wet en dus van vroomheid en heiligheid.
En nu zegt Jezus: de zondaar wordt door God gerechtvaardigd en de vrome verworpen”.
Hiermee zet Hij de verhouding die in zijn tijd gerespecteerd werden eenvoudig op zijn kop.
En we kunnen begrijpen, dat Hij zulke gezegden de dodelijke haat van die mensen op de hals haalde.
We zouden deze gelijkenis met het evangelie van de voorgaande zondag in verband kunnen brengen. We begrijpen, waarom Jezus over Jeruzalem weent.
Weent Hij echter over een bepaalde zonde of over de vele zonden van de stad?
Nee, want dan had hij over de heidenen nog heviger moeten wenen.
Trouwens is Hij niet op aarde gekomen om onze zonden op zich te nemen?


De zonde als daad, als zwakheid, als hartstocht is geen reden voor Christus om te wenen; is niet een reden om de stad te verwerpen.
Wat Hem tranen uit de ogen doet springen, Hem het vreselijk oordeel der verwerping doet uitspreken, dat is de zonde als toestand, als hardnekkig gehandhaafde toestand.
En waarin die toestand bestaat toont Jezus in deze gelijkenis.
De zondetoestand, die alle vergiffenis onmogelijk maakt is: de HOOGMOED, is het gebrek aan liefde tot de naaste: daarover weent Jezus.
Hij heeft ons met deze gelijkenis een blik doen slaan in de ziel van het toenmalige Jodendom.
Onbarmhartig rukt Jezus het masker van schijnheiligheid weg.
Een hoogmoedige heilige is een duivel, een nederige zondaar een heilige.
De Kerk evenwel, zoals de vrouw uit het evangelie, licht ons het duister van onze ziel voor, en probeert ieder spoor van misplaatst zelfvertrouwen, iedere vorm van hoogmoed uit ons hart uit te rukken en ons de Koninklijke deug van NEDERIGHEID te leren.
Dat is een nieuwe gedachte die we nog niet zijn tegengekomen.
Slaan we nu een blik in de geschiedenis van het Godsrijk.
We kunnen daar drie grote zonden van HOOGMOED aantreffen.
- Bij het begin van de schepping lezen we van de val van de engelen.
Het was HOOGMOED die Lucifer deed uitroepen: "Ik wil niet dienen. Ik wil mijn troon hoog boven die van de Allerhoogste plaatsen”.
De HOOGMOED heeft de hemel in een hel veranderd.
- Ook de tweede zonde was een zonde van HOOGMOED.
De duivel sprak tot de vrouw: "U zal gelijk worden aan God door de kennis van goed en kwaad”.
Hoogmoed heeft de lusthof, die we aards paradijs noemen, in een oord vol distels en doornen, en kinderen Gods gemaakt tot slaven van de duivel.
- Maar ook de derde grote zonde, die me voor de geest staat, was in zijn diepste grond een zonde van HOOGMOED.
En het gevolg was de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 door Titus; een verwoesting die geen steen op de andere liet.
De geschiedenis van het is zeer leerzaam.
God heeft een familie, een clan, een volk tot drager van de Belofte gemaakt.
Met een roerend geduld en een oneindige lankmoedigheid heeft Hij dat volk opgevoed en zijn zwakheden verdragen.
Denken we aan het veertigjarig verblijf in de Woestijn, waar zij God op de proef stelden.
Wel strafte Hij de weerspannigen.
Maar telkens vergaf Hij hun weer, zodra zij zich bekeerden.
De zonde op zich was dus niet de eigenlijke reden van hun uiteindelijke verwerping, maar wel, iets wat hoe langer hoe meer zich in de ziel van het Joodse volk begon in te dringen: een ongemotiveerd zelfvertrouwen, een groot gaan op eigen prestatie, kortom trots en HOOGMOED.
Dat bracht hen tot de moord op de MESSIAS(Christus) en leidde tot verwerping en vernietiging van het eenmaal uitverkoren volk.
De Zoon van God heeft zich ten doel gesteld de mensen uit de slavernij van de duivel te bevrijden.
De duivel heeft de mensen door HOOGMOED ten val gebracht.
CHRISTUS zal proberen ze door NEDERIGHEID te verlossen.
Deemoed en gehoorzaamheid zijn de prijs van onze verlossing.
Zoals de Apostel Paulus zegt: "Laat dezelfde gezindheid onder u heersen, als ook in CHRISTUS JEZUS was.
Want hoewel Hij de Gods gestalte bezat en zijn gelijkheid met God geen roof hoefde te achten, heeft Hij toch zich ervan ontdaan door de gestalte aan te nemen van een slaaf en gelijk te worden aan de mensen.
En toen Hij uiterlijk als een mens bevonden werd, heeft Hij zich nog vernederd door gehoorzaam te worden tot de dood, ja, tot de dood aan het Kruis”.(Filippenzen 2,5)
De Menswording was de eerste daad van NEDERIGHEID en DEEMOED.
De dood aan het Kruis de tweede, maar het Joodse volk in zijn geheel wilde in zijn hoogmoed van geen nederige Messias weten en dat werd de aanleiding van de derde grote zonde van hoogmoed in de geschiedenis van de mensheid.
De conciliekerk is door de verleiding van de wereld in dezelfde kuil als het joodse volk ten val gekomen.
Ze heeft met de joden onder het kruis staan tot Jezus staan schreeuwen: "Kom af van het kruis, we hebben je verlossing niet nodig.
We zien dan ook de kruisen verdwijnen uit de huizen van de moderne mens.
Het Heilige MISOFFER, dat een hernieuwing is van het Kruisoffer op het Altaar, werd in 1969 officieel afgeschaft door Paulus VI en vervangen door de Novus Ordo eucharistieviering.
Hij noemde zijn Nieuwe Misorde(NOM): "De CULTUS van de MENS”.
De Altaren werden afgebroken en de TAFEL werd geplaatst.
De priester stond niet meer naar GOD gericht maar naar het volk toegekeerd.
Daarmee werd ook verdween het Offerpriesterschap.
Het dogma van de Incarnatie ofwel de < MENSWORDING VAN Gods Zoon in Jezus Christus> werd omgedraaid in: de mens is zichzelf tot god geworden.
Er loopt een grondtrek, zo iets als een grondwet, door heel het Rijk Gods op aarde, zoals die ook loopt door heel de wereldgeschiedenis.
Met vele voorbeelden uit de heilige Schrift zouden we die kunnen aantonen.
Op die grondtrek van de mensheid, wijst ook MARIA in haar Magnificat:"Hij toont de kracht van Zijn arm, en slaat de trotse van hart uiteen; de machtigen haalt Hij neer van hun troon.
Maar de geringe verheft Hij.
De behoeftige overlaadt Hij met gaven, en rijken zendt hij ledig heen” .(Lucas 1,5)
Op een drievoudige wijze beoefenen we vandaag de nederigheid van de tollenaar.
Op de eerste plaats door onze gang naar de kerk.
Met het gevoel van onze armzaligheid, in het bewustzijn van onze schuld, betreden we het heiligdom.
We hebben niets goeds mee kunnen brengen.
Slechts de overtuiging, dat we uit onszelf niets zijn en niets kunnen.
Wij komen naar het OFFER van CHRISTUS, dat een OFFER is van aller diepste nederigheid en we weten, slechts nederigheid kan deel hebben aan het OFFER van nederigheid.
Daarom "werpen we” bij het introïtus "alle kommer op de Heer” en verhopen we alleen van Hem hulp en voedsel.
Vandaar dat ook onze tweede kreet het nederige < Kyrië> een kreet is, die uit de mond van de blinde bedelaar, van de melaatse hebben overgenomen: "Heer, ontferm U over mij!”
Daarom ook bidden we vandaag in het ootmoedige gebed van de Kerk: O GOD, die vooral door te sparen en meedogend te zijn Uw almacht toont…”
Ook weer een echt gebed van de tollenaar!
En nu kunnen we ook een gedachte aan het Epistel ontlenen.
De Heilige Geest komt slechts in een ootmoedig hart.
Hij zoekt ledige van alle zelfvertrouwen gereinigde vaten.
Misschien dat de mensen van tegenwoordig zo weinig genadegaven verkrijgen, omdat ze teveel op eigen kracht vertrouwen en zo weinig geloof en nederigheid bezitten.
Laten we met de Kerk uitroepen: "Behoed mij o Heer als de appel van Uw oog. Verberg mij in de schaduw van Uw vleugelen”.
Ja, dat is de taal van de ootmoedige ziel.
En dan die laatste woorden van het Evangelie van vandaag, die we als het ware in een album zouden moeten plakken: "Al wie zich verheft, zal vernederd worden en wie zich vernedert, zal verheven worden!”
En als dan tenslotte de priester het "Ite Missa est” heeft gezongen, dan verlaten we de kerk met de gevoelens van de tollenaar en dragen de goddelijke belofte met ons mee: "Deze ging gerechtvaardigd naar huis!”.
Hoe kleiner, hoe nederiger, hoe meer ontdaan van onze zelfverheffing we de kerk binnengekomen zijn, des te verhevener, des te meer met GENADEN overladen, keren wij naar huis terug.
We hebben vandaag wel veel geleerd.
Door CHRISTUS onze Heer!
AMEN!

H. Havee