Verleden – heden - toekomst

 
Broeders en zusters in Christus,
Op deze tweede zondag van de vasten verhaalt het evangelie ons de wonderbaarlijke gedaanteverandering van Jezus op de berg Thabor.
De vastentijd is niet alleen een tijd van boete en bekering, maar ook van verdieping.
Het dieper doordringen in de waarheden van ons geloof, een geloof dat ons moet leiden naar de eeuwige gelukzaligheid.
Vandaag een blik in die gelukzaligheid.
Jezus beklimt met Petrus, Jacobus en Johannes de berg Thabor en toen Hij daar in gebed verzonken, "veranderde Zijn gelaat en werden Zijn kleren verblindend wit”.
Ook stonden er twee mannen naast Hem, twee mensen, Mozes en Elia, uit het oude Testament.
Ze spraken met elkaar over Zijn heengaan.
Toeval?
Neen, het was zeker geen toeval, want God geeft hier heel duidelijk aan dat Hij Heer en Meester is over verleden, heden en toekomst.
Verleden: Mozes en Elia, al eeuwen dood en begraven, vergaan tot stof.
Heden: Jezus die daar staat met lichaam en ziel.
Toekomst: samen een duidelijk verwijzing naar de verrijzenis uit de doden.
Het is de realiteit dat voor God niets onmogelijk is!
Het was tevens voor de apostelen een steun om sterk te blijven voor wat er nog komen gaat.


Goede Vrijdag met Zijn Kruisdood, een verschrikkelijk moment, maar dit was niet het einde, Zijn glorievolle verrijzenis zou een verlossing zijn voor allen die in Hem geloven en verlangden hierin te mogen delen.
Bij deze gedaanteverandering op de berg Thabor wordt er een tipje van de sluier van deze heerlijkheid opgelicht.
Een wonderbare gedaanteverandering van Christus, staat eveneens in de dood en de verrijzenis van Hem centraal.
Hij heeft zichzelf geofferd om voor de mensen de poort te openen naar het eeuwige leven.
In de Heilige Mis wordt dit offer telkens weer gevierd.
Christus heeft dus in het Sacrament van de H.Eucharistie aan Zijn Kerk een offer nagelaten, zoals de menselijke natuur dat eiste, zegt ons het concilie van Trente.
Heel diep in de menselijke natuur zit de grote drang om te zoeken naar iets van godsdienstigheid, te zoeken naar God.
Om deze God te eren en te aanbidden.
De hoogste uiting van deze godsdienstigheid is een offer brengen.
Dit doen we door dingen te onttrekken aan het gewone gebruik en wijdt ze toe aan God.
In het H.Misoffer zijn dat brood en wijn, deze worden aan God toegewijd en geheiligd.
Het zijn dus vanaf dat moment geen gewone dingen meer, horen thuis in de wereld van God.
We drukken hierdoor uit dat wij willen leven zoals Hij dat van ons vraagt.
Geven aan God is werkelijk het leven vinden, want God is ons einddoel, ons eeuwig geluk.
Dit aanbieden van ons offer gebeurd bij de offerande: "Suscipiat Dominus sacrificium de manibus tuis ad laudem et gloriam nominis sui, ad utilitatem quoque nostram, totiusque Ecclesiae suae sanctae”. "De Heer aanvaarde het offer uit uw handen tot lof en eer van zijn Naam, tot welzijn ook van ons en van geheel zijn heilige Kerk”.
Deze gaven zijn de tekenen van ons werk, van onze vreugde en onze pijn en verdriet, onze zorgen en ons bidden.
Gaven, die ons leven en onze eenheid betekenen worden tijdens de consecratie opgenomen en veranderd in het Lichaam en het Bloed van Christus.
Op dat moment vindt er een onbloedig offer plaats en zoals de offergaven worden opgenomen en veranderd in het Lichaam en Bloed van onze Heer, zo worden ook wij opgenomen in en door dit Sacrament in de geest van Jezus Christus en zal Hij verblijf bij ons nemen.
Opgenomen in die grote zingeving, het in alles de wil van de Vader te volbrengen, zoals ook zelfs Christus zijn leven heeft gegeven.
We worden telkens weer, als wij het Heilig Misoffer vieren, geraakt door Gods genade om samen en in eenheid met Christus, de Heer, door het leven te gaan.
Als wij dan de Heilige Communie ontvangen wordt dit werkelijkheid, want dan worden wij één met Lichaam van Christus.
Zo willen wij telkens, als wij de Heilige Mis bijwonen, aangeven dat we ons aansluiten bij het offer van Christus.
Een offer dat Hij bracht tot Gods eer en voor de verzoening van de zonden van de mensen.
Een offer dat de poort opende van de hemel, de eeuwige verrijzenis, waarvan de apostelen op de berg Thabor al iets van mocht ervaren.
Amen.

Hans Smits