Wandelen in het Licht

 
Broeders en zusters in Christus,
In het evangelie lezen wij wederom een roepingenverhaal.
Vorige week enkele leerlingen van Johannes de Doper die Jezus volgden en nu vier vissers.
Tot Petrus, Andreas en later tot Jacobus en Johannes zei Jezus: "Komt, volg Mij”.
Ze lieten zelfs het dierbaarste wat ze hadden achter en volgden Hem.
Geen gedraal, niet eerst wikken en wegen, geen oordeel van deskundigen of een onderzoekscommissie, ja, zelfs geen nachtje er over slapen, ze volgden hun hart!
Maar wat was er voordien gebeurd?
Na Zijn doop in de Jordaan keert Jezus terug naar Galilea: "Hij week uit…” , zo schrijft de evangelist Mattheüs.
Galilea, het land van de heidenen, daar waar de mensen niet leefden in Gods licht.
Hij kwam in Kafarnaüm, het land van Zebulon en Naftali, en citeert daar de woorden van de profeet Jesaja: ”Het volk dat wandelt in de duisternis ziet een groot licht… een licht dat straalt over hen die wonen in het land van de doodse duisternis”.
Het is de aankondiging van het Rijk der hemelen, dat met de komst van Jezus Christus begint.

En kort daarna roept Hij zijn volgelingen, Zijn discipelen bij hun naam, zij worden geroepen, evenals later de andere apostelen om de zending van Jezus voort te zetten.
De roep van Christus is doordringend.
Zij zagen Hem in eigen persoon, ze stonden oog in oog met Hem.
Maar diezelfde apostelen wisten later ook dat dat hun Meester door de leiders van het Joodse volk niet werd geaccepteerd en toch, ondanks alle risico’s, volgden ze Hem.
Zij zien de liefdevolle ogen van Iemand die van Gods licht vervuld is.
Wij, als volgelingen van Christus, dienen ook zo te wandelen in dat licht.
Want het Rijk Gods is er ook nu al, hoewel vaak verborgen, heel kwetsbaar, maar onuitroeibaar op weg naar de voltooiing.
Het aardse leven van Jezus was een leven in het Rijk Gods, maar ook te midden van het rijk van de wereld.
Dat kostte Hem strijd, moeite, pijn en zelfs de dood.
Maar Jezus vocht met de wapens van het Rijk Gods, met wapens van liefde.
De strijd die Hij aanging met de satan, het was een strijd van het Rijk van God tegen het rijk van de Satan.
Maar Christus heeft de strijd gewonnen en door Zijn dood en verrijzenis ons een toekomst gegeven.
Om zeker te zijn van deze toekomst zullen wij ons telkens weer moeten bekeren, want de scheiding tussen het Rijk Gods en het rijk van de duivel loopt dwars door ons heen en probeert ons telkens weer te verscheuren.
Elke keer weer wordt ons de vraag gesteld: volg ik Christus of laat ik mijn leven beheersen door mijn zelfzuchtige en hoogmoedige "ik” en behoor ik dus tot het rijk van het kwaad.
Beste mensen, laten wij dat "ik” achter ons laten, want in het Rijk van God telt het niet wat je bent of hebt, maar wat heb ik met mijn talenten voor anderen gedaan, heb ik mij toegewijd aan de medemens en geprobeerd hen bij Christus te brengen?
Hebben wij ons uiterste best gedaan om te werken voor het Rijk Gods en het eeuwig geluk van de medemens?
Dat eigen "ik” kent alleen maar vergankelijkheid, vluchtige genoeg doeningen en plezier.
Het zal heus niet zo zijn dat we er altijd aan ontkomen, maar met vallen en opstaan moeten wij proberen dat Rijk van God gestalte te geven in deze wereld.
Wij hebben als christenen de opdracht om het licht van Christus de kans te geven ons leven te beschijnen.
Als wij in dat licht staan zullen wij het rijk Gods, het rijk der hemelen ervaren.
Moge dat voor anderen een uitnodiging zijn om zich ook te keren naar dat Licht en met ons mee te gaan, het eeuwige Licht tegemoet.
Amen.

Hans Smits