Wie is mijn naaste?

 
Broeders en zusters in Christus,
Wie is mijn naaste?
Dat is het sleutelwoord van dit evangelie.
Het is een hele actuele vraag, want wie is in onze tijd nog je naaste?
Een tijd waarin we, als je op straat loopt of fietst bang moet zijn, dat iemand je wel eens zou kunnen slaan of je eigendommen afhandig zou kunnen maken.
Of bang dat men je beroofd in je eigen huis, als je goedvertrouwend de deur opent.
We zagen het begin van dit jaar nog op televisie hoe een jongen zonder aanleiding op straat in elkaar wordt geslagen, een oudere die in zijn/haar eigen woning wordt gekneveld en beroofd.
Hoe ver gaat het soms wel niet?
We lezen het elke dag wel weer met afgrijzen in de krant of zien het op de televisie: geweld, overvallen, moorden en dan hebben we het nog niet eens over het geestelijk geweld.
Deze zondag in het evangelie dezelfde vraag aan Jezus, dus niet zomaar aan iemand, "wie is mijn naaste”?
Jezus wordt gevraagd naar Zijn mening door een vrome wetgeleerde, die precies wil weten waar hij aan toe is.
Die naaste, beste mensen, zijn dat nu alleen de mensen met dezelfde geloofovertuiging?
In dit geval: zijn dat alleen de Joden of ook de tollenaars?
De uitbuiters van het volk of even erg de bezetters?
Jezus geeft hierop een antwoord van het hart en Hij draait de vraag om.


Hierbij vertelt Hij de parabel van de barmhartige Samaritaan en zegt: "Wie van de drie lijkt nu de naaste te zijn van de man die in de handen van de rovers viel?
”Wie wil de naaste zijn voor de ander in nood?
De prachtige parabel maakt veel duidelijk.
Want degene die bereidwillig en onbevooroordeeld hulp verleende, dat is de naaste!
In dit geval een Samaritaan.
Toch was het van de wetgeleerde een hele oprechte vraag want hij hield zich aan de wet van Mozes en die kende hij door en door namelijk: de geboden onderhouden, dat is de manier op met je naaste in vrede te leven.
Maar is dat alles?
Jezus gaat hier dieper op in, Hij verdiept de kennis van het verstand en de kennis van het hart.
Hij vertelt Zijn verhaal zo dat de vraag naar voren komt: "van wie ben jij nu de naaste?”
En dat zelf naaste zijn, dat nu is de kennis van het hart, dat is zoals God het verlangt en zoals Jezus ons dat heeft voorgedaan.
Dat deed de Samaritaan, hij was degene die bereidwillig en onbevooroordeeld hulp verleende.
Geen spitsvondige redeneringen, maar Jezus verwijst naar het gebod om God met hart en ziel en al je krachten te beminnen en je naaste als jezelf. Dat juist de liefde het wint van elke levensovertuiging of godsdienst.
Vanuit onze omgang met God worden wij opgeroepen ons te wenden tot alle mensen die rekenen op onze hulp, op ons meeleven, ons aandachtig oor.
God beminnen en de naaste horen bij elkaar, want als wij oprechte liefde tot God bezitten, dan hebben wij ook oog en oor voor de medemens.
Wij kijken dan met Gods ogen, een God die van ons houdt, een God die naar de binnenkant kijkt, naar het hart.
De buitenkant is slechts uiterlijk en zelfs bedrieglijk, vaak heel anders dan we denken.
Beste mensen, in onze tijd is door alle media de hele wereld een dorp geworden, bijna een notendop, als er ergens iets gebeurt of er heeft zich een ramp voltrokken, we weten het binnen enkele minuten.
Zo is ook het gebod van de naastenliefde, het overbrugt alle grenzen.
Misschien biedt ons de vakantietijd de mogelijkheid om bij onszelf na te gaan hoeveel kansen we laten liggen en/of passen we misschien zelfs wel een selectie toe, omdat we te veel gaan beredeneren en berekenen.
Laten we de uitdaging aangaan, vooral in een tijd waarin eigen eer en roem zo belangrijk zijn, om in alle rust en met een hart vol vreugde anderen gelukkig te maken.
Amen.
 
Hans Smits