De katholiek in zijn geloof

 
De katholiek gelooft.
Hij beschouwt zijn geloof als een weldaad, die hij onverdiend van God ontving.
Hij ziet het als de grootste rijkdom van zijn leven.
Het geloof is voor hem geen last, die hij tegen wil en dank moet meeslepen, het is geen blok aan zijn been, dat zijn vrije bewegingen belemmert.
Het geloof is voor hem een licht en een kracht.
Een licht dat klaarheid brengt in vele dingen van dit leven en van het hiernamaals.
Een kracht die hem heenhelpt over moeilijkheden, die hij anders niet zou aankunnen.
Heel verkeerd zien zij het geloof, die het alleen maar beschouwen als een reeks lastige geboden en verboden.
Dezen hebben een hele scheve voorstelling van de christelijke godsdienst en het is niet onwaarschijnlijk, dat een eenzijdige voorlichting in het gezin, in de catechismus en zelfs op de preekstoel dat dwaalbegrip in de hand heeft gewerkt.
Neen, ons geloof is een weldaad boven alle weldaden, ons uit louter liefde door God gegeven.
Elke door God geopenbaarde waarheid maakt ons leven rijker en mooier.
Afschaffing van Gods geboden maakte de samenleving tot een hel.
Geloven heeft niets onredelijks en niets vernederends.
Er zijn echter mensen, die alle geloof onzinnig en dwaas noemen en vooral in het katholieke geloof de grootste krankzinnigheid zien.

Die ongelovigen beroepen zich maar steeds op het gezonde verstand, dat zelfstandig zijn eigen weg en middelen kiest en onafhankelijk wil blijven tegenover eenieder.
Steunen op gezag is in hun oog onredelijk en vooral de mens onwaardig.
Daarbij wordt evenwel vergeten, dat wij in duizenden dingen zijn aangewezen op gezag, ook in dingen van het allerhoogste belang.
Het is voor ons wel van gewicht te weten wie onze ouders zijn, van wie we moeten erven en aan wie we moeten gehoorzamen.
We weten dat wel met zekerheid, maar toch enkel op gezag en uit geloof, zonder persoonlijk onderzoek.
Toch weten we het zeker en zonder twijfel.
Elke dag moeten we bij heel veel dingen te werk gaan op gezag.
Zonder geloof komt men niet door de wereld.
Gaarne slaat men geloof aan het woord en stelt men vertrouwen in de raad van een geneesheer, advocaat en architect.
Men vertrouwt zich zelfs toe aan de zorgen van een kapitein of chauffeur, en niemand zal zoiets vernederend noemen.
Zodra de mens gaat denken, begint hij te geloven.
Zijn eerste denken is reeds geloven.
Van opvoeding en onderricht, van rechtspraak en gerechtelijke vervolging, van handel en verkeer, zelfs van huiselijk en vriendschappelijk verkeer kan geen sprake zijn zonder menselijk gezag en menselijk geloof.
Zonder geloof vervalt de geschiedenis, vervalt de natuurkunde, vervalt de geneeskunde, vervalt zelfs alle natuurlijk verkeer tussen ouders en kinderen.
Het waanwijs spotten met gezag en geloof is een aanranding van het gezond verstand en een verkrachting van onze redelijke natuur.
Het is een kaakslag voor de denkende mensheid.
 
Anoniem