Vreugde in de waarheid

Broeders en zusters in Christus,
 
U herinnert zich vast nog wel de eerste vraag uit de Catechismus: " Waartoe zijn wij op aarde? "
Die vraag draagt de mens zijn hele leven mee.
Een vraag ook waar we gemakkelijk opzij kunnen zetten als het ons goed gaat.
Maar dezelfde vraag, die levensgroot opdoemt in moeilijke dagen, als we het even niet meer zien zitten en alles stikdonker lijkt.
"Waarvoor zijn wij op aarde?"
Het antwoord luidt klaar en duidelijk : "Wij zijn op aarde, om God te dienen en daardoor hier en in het hiernamaals gelukkig te worden."
 

Een zin die heel ons kerkelijk- en persoonlijk leven zal moeten omvatten.
Het evangelie van deze zondag laat ons zien hoe wij ons op God moeten richten en hoe wij dat in ons dagelijks leven in praktijk kunnen brengen.
"Gij zult de Heer, uw God beminnen boven alles en uw naaste als uzelf."
Jezus zegt zelfs dat er geen belangrijker zijn dan deze twee..
Als wij nu eens een enquête zouden houden onder de christenen over deze zin.
Dan vermoed ik, dat de meeste christenen zouden antwoorden met die ene zin, waarmee ook Jezus de vraag van de farizeeën beantwoordde: ‘Gij zult de Heer uw God beminnen en uw naaste als uzelf'.
De liefde is inderdaad het enige waar het op aankomt.
De liefde tot God en de naaste is het belangrijkste van ons christendom.
De tekst die wij vandaag in het evangelie horen zou in ons hart gegrift moeten staan: "Gij zult de Heer uw God beminnen, met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht en uw naaste als u zelf'”.
Stel dat er van het hele Nieuwe Testament alleen deze woorden van Jezus zouden zijn overgebleven, dan was dat voor ons nog altijd voldoende reden ofwel om christen te worden of christen te blijven.
Wat is het eigenlijk een prachtig geloof, waarvan deze zin het middelpunt is en van daaruit ons hele geloofsleven wordt bepaalt.
St.Paulus zegt dit zo treffend in zijn 1e brief aan de christenen van Korinte: "Al spreek ik met tongen van engelen en mensen, al heb ik de gave der profetie en ken ik alle geheimen en heb ik alle wetenschap, al heb ik het volmaakte geloof, dat bergen verzet, al deel ik heel mijn bezit uit en al geef ik mijn lichaam prijs aan de vuurdood, als ik de liefde niet heb baat het mij niets, ben ik niets.
De liefde is geduldig, goedertieren,niet afgunstig, pronkt niet en is niet verwaand, is niet oneerlijk zoekt zichzelf niet, laat zich niet verbitteren en rekent het kwade niet aan, maar vindt haar vreugde in de waarheid”.
God beminnen kun je eigenlijk alleen door je naaste te beminnen als jezelf.
Als wij daarover nadenken, zullen wij heel vlug tot de overtuiging komen dat deze liefde niet op de eerste plaats een gebod is, maar veel meer een geschenk, een geschenk van God aan de mensen.
De liefde die wij bewijzen aan God en de mensen, moet een antwoord zijn op de liefde die God reeds voor ons heeft.
Deze liefde van God tot het uiterste, heeft Jezus aan ons in zijn leven laten zien.
Hij gaf uit liefde voor ons Zijn leven.
Onze liefde begint daarmee, dat wij geloven in Gods liefde.
Deze ontstaat niet doordat wij ons verplicht voelen, dus niet uit een wet, liefde laat zich eenvoudigweg niet dwingen en kent geen beperkingen, want beminnen, beste mensen, dat doe je met heel je hart, heel je ziel en al je krachten.
God en mens de plaats geven in ons leven die hen toe komt.
Je moet God, God laten zijn in je leven: Hij is de enige en naast Hem is niemand.
En je naaste moet je een gelijke plaats geven als jezelf.
Wie voor God kiest kan niet aan zijn naaste voorbijgaan, die door God geschapen is naar zijn beeld en gelijkenis.
De bron van alle liefde ligt bij God.
Niemand, broeders en zusters, kan met een eerlijk hart zeggen: ‘ik heb God lief', als hij niet eerst zelf ervaren heeft dat God hem liefheeft.
Maar de liefde die iemand van God ervaren mag zet ons allen aan om deze liefde verder te geven aan de anderen.
Wie in de mens Gods beeld en gelijkenis ontkent, doet de mens geen recht, maar onrecht aan.
Zo begrijpen we dat dit gebod van de liefde, of beter gezegd, deze opdracht tot de liefde, ons niet wordt opgedrongen van buitenaf, maar helemaal in onze aard hoort te liggen.
Er is absoluut geen diep menselijk geluk mogelijk zonder een verhouding van de liefde tot God en de medemens.
Juist in deze liefde vindt de mens zijn geluk.
Het geluk dat je andere mensen geeft komt als verdubbeld geluk in je eigen hart terug.
En de hoogste glorie die je God kunt brengen dat is meewerken aan het geluk van de mensen.
Zo vermeerdert onze liefde: de glorie van God, het welzijn van de medemens en ook ons eigen geluk.
Amen.
 
Hans Smits