Het kind in ons

Broeders en zusters in Christus,
 
"Wie is de grootste?”
Dat was het twistgesprek van de leerlingen.
Het is zo’n vraag die nogal eens voorkomt in het evangelie.
Wie is de grootste in het Rijk Gods?
Zelfs de leerlingen bekeken het Rijk Gods met aardse ogen.
Denken we maar aan de zonen van Zebedeüs, de vraag aan Jezus: of zij aan de linker en rechterhand van Hem mochten zitten.
Dan bij het Laatste Avondmaal, ook daar het gekibbel over wie de voornaamste was.
En deze mentaliteit is ook vandaag de dag niet uit de lucht.
 

In het dagelijks leven komen we dit dikwijls tegen: "Wie is de grootste?
De drang naar promotie, concurentie, noemt u maar op.
Macht is altijd al een probleem geweest, niets heeft zoveel ellende en onheil over de mensheid gebracht als het streven naar macht.
Als we in de wereld rondkijken, dan zien we dat heel veel problemen onder de mensen door niets anders veroorzaakt worden dan door de strijd naar macht.
Hoeveel wonden slaat dit niet in de harten van mensen, hoeveel verdriet doen mensen elkaar aan door vernedering en minachting.
Dat alles speelde ook al in de tijd van Jezus, het kwam zelfs voor onder zijn volgelingen.
En Jezus neemt dit probleem heel serieus!
Als je de grootste wil zijn, zegt Hij, dan moet je dienaar worden.
Als je naar boven wil, begeef je dan naar beneden.
Als je nummer één wil zijn, trek je dan terug van de voorgrond.
Hij wil hiermee niet zeggen dat je je als voetveeg moet laten gebruiken, dat je je moet laten uitbuiten.
Je moet net als ieder ander mens gewoon kunnen leven.
Maar Hij wil hiermee zeggen dat het groot-zijn uit heel iets anders bestaat dan in het laten gelden, dan het boven de ander uitsteken.
Jezus weet heel goed dat het er in de wereld heel anders aan toe gaat: Hij werd zelf doorgestuurd omdat Pilatus laf was en niet wou kiezen, want hij wilde zijn aanzien bij het volk niet verliezen, maar dát , zegt Jezus , dát is niet Mijn weg.
Als je Mij wilt volgen, kan dat die weg niet zijn.
En dan ziet Jezus dat de leerlingen er helemaal niets van begrepen hebben.
Hij roept een kind bij zich : " beste mensen, zegt Hij, kijk eens naar dit kind, het is klein, onbeschermd, hulpeloos en onbedorven.
Jezus omarmt het, en drukte het aan Zijn hart.
Waarom, medegelovigen, zou Hij dat doen?
Hij zag hier heel duidelijk, in dat kleine kind, wat een mens zou kunnen en moeten zijn.
Ja, eenvoudig, eerlijk en onbevangen. Jezus zegt dan tegen de mensen: "word zoals een kind”.
Hij zei niet: "doe als een kind of blijf maar een kind. Nee: " word als een kind”.
Neem het kind, dat je in je diepste wezen gebleven bent, weer in je op, wordt een gewoon, eerlijk, onbevangen wezen, dat uit Gods hand is voortgekomen.
Maar het kleine kind is ook het beeld van hen zichzelf niet meer staande kunnen houden, het beeld van de zieken, de ouderen, en mensen die in eenzaamheid leven, de verbitterden en verdwaalden.
Als je jezelf niet hoger acht en niet denkt: ik vind mij te goed en te groot om deze mens te bezoeken of mee om te gaan, als je je openstelt en naast hen gaat lopen, dan ga je naar Christus zelf.
Als je voor hen tijd neemt, neem je tijd voor Christus.
Dan ben je met God in aanraking gekomen.
Wij zullen telkens weer opnieuw moeten kiezen, zijn we vóór Hem of tegen Hem.
Want de vrede hangt niet alleen af van grote acties, veel uiterlijk vertoon en geschreeuw, nee, het zit in ons kleine, kinderlijke hart.
Waar grote mensen, de machthebbers op scherp tegenover elkaar staan, daar komt een "kind” dat zo uit Gods hand is gekomen, vrede brengen. Hij doet iets wat alle ongerechtigheid wegneemt en die mogelijkheden, van dát kind, schuilt in ieder van ons.
Amen.
 
Hans Smits