Waarom noemen we een priester Pater, Father, Abuna… ?

 

De Joden noemden sommige personen ‘vader’ om een geestelijke relatie aan te geven.
We vinden hier een voorbeeld in het leven van de profeet Eliseus: "Toen Eliseus was aangetast door de ziekte, waaraan hij sterven zou, kwam koning Joasj van Israël hem bezoeken, en riep al wenende uit: Vader, vader, Israëls strijdwagens en ruiterij!” (2 Kon. 13:14).
Een bevestiging hiervan zien we in verschillende passages in het Nieuwe Testament. Christus bijvoorbeeld verwijt de farizeeërs hoogmoed omdat ze graag aangesproken worden met de titel ‘vader’ (Mt. 23:9).
En zowel St. Stefanus (Hand. 7:2) als St. Paulus (Hand. 22:1) spreken de Joodse leiders aan met "vaders”.
Deze Joodse traditie werd zoals zovele andere verdergezet in de Kerk.
Maar ongetwijfeld een sterk argument voor het gebruik ligt in de brief van St. Paulus aan de Korinthiërs.
Daar beschrijft St. Paulus zichzelf als hun geestelijke vader en de gelovigen als zijn kinderen: "Ik schrijf u deze dingen, niet om u te beschamen, maar om u terecht te wijzen, als mijn geliefde kinderen.
Want al hadt gij ook tienduizend leermeesters in Christus, vele vaders hebt gij niet; ik heb u door het Evangelie in Jesus Christus verwekt.” (1 Kor. 4:14-15)
We mogen dan ook uit dit alles concluderen dat de titel ‘vader’ van apostolische origine is en dat er met het gebruik niets mis is.