Twintigste zondag na Pinksteren

Epistel
Efesiërs 5, 15–21
Broeders, zorgt ervoor dat gij met alle omzichtigheid uw levenswandel inricht; niet als onverstandigen, maar als wijze mensen, die de tijd benutten; want het zijn kwade dagen.
Weest daarom niet kortzichtig, maar toont begrip voor de wil van God.
Bedrinkt u niet aan wijn; want daaruit volgt losbandigheid; maar vervult u met de Heilige Geest, en spreekt onder elkander in psalmen en lofgezangen en geestelijke liederen, terwijl gij de Heer lofzingt in uw harten; en brengt zonder ophouden voor alles dank aan onze God en Vader in de Naam van onze Heer Jezus Christus.
Weest aan elkander onderdanig in de vreze van Christus.
 
Evangelie
Johannes 4, 46–53
In die tijd was er een zekere hofbeambte, wiens zoon ziek lag te Kafarnaüm.
Toen hij hoorde, dat Jezus uit Judea naar Galilea was gekomen, ging hij naar Hem toe, en verzocht Hem om zijn zoon te komen genezen; want deze lag op sterven.
Jezus nu sprak tot hem: "Als gij geen tekenen en wonderen ziet, gelooft gij niet”.
De hofbeambte zeide tot Hem: "Heer, kom toch, vóórdat mijn zoon sterft!”
Jezus sprak tot hem: "Ga heen, uw zoon is weer beter!”
De man geloofde het woord, dat Jezus tot hem sprak, en ging heen.
Toen hij nog onderweg was, kwamen zijn dienaren hem tegemoet en berichtten hem, dat zijn zoon weer beter was.
Hij vroeg hun dan naar het uur, waarop de beterschap was ingetreden.
En zij antwoordden hem: "Gisteren in het zevende uur heft de koorts hem verlaten.”
Toen bemerkte de vader, dat dit juist het uur was, waarop Jezus tot hem zeide: "Uw zoon is weer beter.” En hij aanvaardde het geloof, hij zelf en geheel zijn huisgezin.

 

Afbeelding invoegen