Heilige Policarpus*

Tot de ons weinig bekende mannen uit de Apostolische tijd behoort: Policarpus, Bisschop van Smyrna. Policarpus was een van de verhevenste martelaarsfiguren van de Christelijke tijd.
Zijn leven en sterven is door echte martelaarsakten - de oudsten die ons bewaard zijn gebleven – en door andere schrijvers, die in diezelfde tijd leefden tot ons gekomen.
Het grijpt ons sterk aan, als wij bij Irenaeus, een leerling van de heilige lezen: "De herinnering aan die tijd, toen ik nog kind bij Policarpus in Klein-Azië was, hangt mij nog levendiger in mijn geheugen dan het heden.
Nu nog zou ik de plaats kunnen aanwijzen, waar hij zat en onderwees, zou ik zijn binnenkomen en heengaan en zijn gehele doen en laten, zijn uiterlijk en zelfs zijn voordragen voor het volk kunnen schilderen.
Het is mij, alsof ik hem hoor vertellen van zijn omgang met de Apostel Johannes en de overigen die de Heer hebben gezien en hoe hij de woorden herhaalde en wat hij van hen over de Heer en diens wonderdaden gehoord had…
 
Uit de akten van de martelaren:
Wie in staat is de martelaarsakten van Policarpus in handen te krijgen, leze ze elk jaar op deze dag.
Uit dat geschrift waait ons de geest van de Oude kerk tegen.
Enige aanhalingen eruit:
 
"Met de jonge slaven trokken de vervolgers op een vrijdag op de tijd, waarop de hoofdmaaltijd gebruikt wordt, met een afdeling ruiters in hun gewone bewapening uit, alsof zij tegen een rover lostrokken.
 

Afbeelding invoegen

Op het vergevorderde uur kwamen ze aan en vonden Policarpus in een kamertje op de bovenste verdieping in de rust.
Van daar had hij naar een andere plaats kunnen vluchten, doch hij wilde niet, maar sprak: Gods wil geschiede.
Toen hij hoorde dat de vervolgers er waren, ging hij naar beneden en begon met hen een gesprek; zij stonden verbaasd over zijn hoge leeftijd en ziele rust en hierover dat men zoveel moeite deed zo’n oude man gevangen te nemen.
Aanstonds gaf hij opdracht hun op het zelfde ogenblijk eten en drinken voor te zetten, zoveel zij wilden, vroeg hen nog verlof hem nog een uur, om ongestoord te bidden, toe te staan.
Met hun toestemming begon hij zo vol van Gods Genade te bidden, dat hij twee uur lang niet kon ophouden.
De toehoorders waren diep ontroerd en velen hadden er spijt van tegen een zo God welgevallige grijsaard uitgetrokken te zijn.
Toen Policarpus de renbaan betrad, viel hem een stem uit de Hemel ten deel: "Wees sterk Policarpus en strijd dapper”!
Niemand zag degene die riep.
De stem echter hoorden degenen die van de onzen, die aanwezig waren.
Toen hij naar de proconsul geleid werd, heerste er een geweldig rumoer onder de mensen bij het vernemen van het bericht, dat Policarpus gevangen was genomen.
Dan vroeg de proconsul hem of hij Policarpus was.
Toen hij dit beaamde, sprak hij hem toe Christus te verloochenen en zei: "Houd toch rekening met uw leeftijd”…en dergelijke dingen meer, zoals zij gewoon zijn te spreken.
"Zweer bij het geluk van de Keizer, verander van mening, zeg: "Weg met de goddelozen!”
Policarpus echter keek met dreigende blik de hele menigte goddeloze heidenen in de renbaan in de ogen en balde de vuist tegen hen; hij kreunde en sprak met een blik ten hemel: "Weg met de goddelozen! "
De proconsul begon bij hem aan te dringen en zei: "Zweer af! dan laat ik U vrij.
Vervloek Christus!
Toen antwoordde Policarpus: "Zes en tachtig jaar dien ik Hem.
Nooit heeft hij mij enig leed aangedaan.
Hoe zou ik mijn Koning en Verlosser kunnen lasteren?”
 
Hij legde de handen op de rug en liet zich vastbinden als een lam uit de grote kudde, dat ten offer is bestemd, als een welgevallig, voor God bereid brandoffer.
Toen bad hij aldus, de ogen naar de hemel gericht: "Heer, Almachtige God, Vader van Uw beminde en gezegende Zoon Jezus Christus, door Wie U ons hebben leren kennen, God van de engelen en Machten, de gezamenlijke schepping, en de gehele schaar van de uitverkorenen, die we voor Uw aangezicht leven!
Ik prijs U, dat gij mij op deze dag en op dit uur waardig geoordeeld hebt deel te nemen aan het gezelschap van Uw martelaren, aan de kelk van Christus tot opstanding in het eeuwig leven naar lichaam en ziel in de onvergankelijkheid van de Heilige Geest.
Moge ik heden onder hen worden opgenomen als een rijk een welgevallig offer, zoals Gij, onbedrieglijke en waarachtige God, mij daartoe hebt voorbereid, zoals Gij het mij vroeger hebt meegedeeld en zoals Gij het nu in vervulling hebt doen gaan.
Daarom prijs ik U ook voor alles, ik prijs U en verheerlijk U door uw geliefde Zoon, door wie U met Hem en de Heilige Geest ere zij nu en in alle eeuwigheid.
Amen”!
 
Toen hij het Amen uitgesproken en zijn gebed voleind had, staken de beulen het vuur aan.
Hoog laaiden de vlammen op; toen aanschouwden wij (de aanwezige christenen) een wonder; want het vuur bolde op als een door de wind gezwollen zeil en omringde zo het lichaam van de martelaar; deze echter stond in het midden niet als bradend vlees, maar als brood, dat gebakken wordt, of als goud en zilver, dat in de oven wordt gelouterd.
Want zulk een aangename geur werden wij gewaar, als wanneer wierook verdampt of een andere kostbare specerij.
Toen eindelijk de goddelozen zagen, dat zijn lichaam niet door vuur kon worden verteerd, bevalen zij de beul op hem toe te gaan en hem de dolk in de borst te stoten.
Toen hij het deed, kwam er zulk een stroom bloed uit, dat deze het vuur verstikte en de menigte met verbazing zag, dat er zulk en geweldig onderscheid tussen de ongelovigen en de uitverkorenen bestond.