H. Damasus

De H. Damasus werd omstreeks het jaar 305 geboren.
Volgens sommigen in Rome en volgens anderen in Spanje.
Vaststaat dat hij als diaken paus Liberius vanuit Rome begeleidde toen deze vluchtte voor de twisten met de arianen.
Tijdens de ballingschap van Liberius heerste Felix II (een tegenpaus) als bisschop van Rome.
Damasus diende onder Felix.
Later werd Liberius door keizer Constantinus in zijn oude positie hersteld, nadat hij erin had toegestemd de ariaanse ketterij te begunstigen.
Na de dood van Liberius werd hij in 366 tot diens opvolger gekozen.
Een minderheid van de clerici volgde de tegenpaus Ursinus.
Zij waren ongelukkig met het feit dat iemand die Felix gesteund had de plaats innam van Liberius.
Hierna volgde een jarenlang schisma.
In 377 werd Damasus ten onrechte van moord beschuldigd, maar in 378 werd hij door een bisschoppensynode, die hijzelf bijeengeroepen had, vrijgesproken.
In de periode die hierop volgde, zette de H. Damasus zich sterk in voor de bestrijding van de opgekomen dwaalleren, zoals bijv. van de donatisten, de arianen, de apollinaristen en de pneumatomacher.
 


   
Hij stelde 24 anathena's op tegen hun valse leer over de Drie-eenheid en Christus.
Ook verdedigde hij het primaatschap van de paus.
Bovendien maakte deze paus zich sterk voor het priestercelibaat en verlangde van de gehuwde priesters seksuele onthouding.
Tot de belangrijkste beslissingen van paus Damasus I behoorde de opdracht aan Hiëronymus om een nieuwe Latijnse vertaling van de Heilige Schrift te maken: de Vulgaat.
Damasus liet de martelaarsakten uit de pauselijke archieven uitgeven en ook talrijke graven van martelaren restaureren.
De opschriften stelde hij zelf op; er zijn 59 van deze epigrammen bewaard.
Ook was deze paus een grote ijveraar voor de liturgie.
Van hem wordt verteld dat hij in alle kerken het psalmgezang heeft ingevoerd en dat de psalmen in wisselkoren gezongen moesten worden. Damasus werd hoog gewaardeerd door andere christelijke leiders van zijn tijd.
Velen van hen spraken zeer lovend over hem.
Op 11 december 384 stierf paus Damasus I in Rome.
Zijn stoffelijk overschot werd eerst bijgezet in de begraafplaatskerk aan de Via Adretina, die hij had laten bouwen bij de catacomben van de HH. Marcus en Marcellinus.
Later volgde de overbrenging naar de kerk van de H. Laurentius in Damaso te Rome.