6de dag onder het octaaf van Epifanie*

In de 2de nocturne horen wij een scherpzinnige rede van de heilige Fulgentius, bisschop van de kleine kuststad Rupe in Noord-Afrika.(+532):
God, die in het Oude Verbond bevolen had, dat Hem de eerstelingen zouden geofferd worden, wijde, als mens geboren, zelf de eerstelingen van de heidenen aan zijn verering toe.
De herders waren de eerstelingen van de Joden, de Wijzen werden de eerstelingen van de heidenen. Dezen werden uit de nabijheid tot de kribbe geleid, genen uit de verte teruggebracht.
”Waar is, vroegen zij, de nieuwgeboren Koning van de Joden?”
Herodes, den koning van de Joden waren toe reeds verschillende zonen geboren.
Archelaüs werd geboren in een paleis, CHRISTUS in een stal.
Archelaüs werd bij zijn geboorte in een zilveren wieg gelegd, Christus echter in een heel nauwe kribbe; en nochtans werd de in een paleis geborene versmaad, de in de stal geborene gezocht; deze werd door de Wijzen niet eens genoemd, Christus werd echter, toen zij hem gevonden hadden, deemoedig op de knieën aanbeden.
Wie is deze Koning van de Joden?
Hij is arm en rijk, nederig en verheven.
 

Afbeelding invoegen

Wie is deze Koning van de joden, die als een zuigeling wordt rondgedragen, en als God wordt aanbeden, klein in de kribbe, onmetelijk in de hemel, nauwelijks zichtbaar in zijn windselen, verheerlijkt door de Ster?
Wat is er, dat gij, Herodes, zo ontsteld wordt?
Die Koning, die kortelings is geboren, kwam niet in de wereld, om in de strijd over de koningen te zegevieren, maar om hen door de dood op wonderbare wijze aan zich te onderwerpen.
Hij is niet geboren om uw opvolger te worden, maar opdat de wereld vast in Hem zou geloven.
Hij komt niet om in zijn leven als kampvechter op te treden, maar in de dood te zegevieren.
Dat Kind, dat de Wijzen nu Koning van de joden noemen is ook de Schepper en Heer van de Engelen.
Gij beeft bij de komst van het onmondige Kind, gij moet toch veel meer de almacht van de Rechter vrezen.
Vrees in Hem niet de opvolger van uw rijk, maar wel de rechtvaardige Veroordeler van uw ongeloof.
De antifoon bij het Benedictus klinkt heden ongewoon: "Tot U zullen komen alle uwe lasteraars en zij zullen zich neerwerpen voor uw voetzolen.” (Isaïas 60,14)
Wij denken aan de bekering van de heidenen, maar ook van de christen vervolgers bijv. Saulus.
Des avonds zingen wij: "De wijzen in de slaap vermaand, keerden langs een andere weg naar hun land terug.”(antifoon bij het Magnificat)
 
Viering van de Mis:
Gisteren hoorden wij, dat de geschenkengang van de Wijzen een voorbeeld voor de offergang van de gelovigen is.
Maar de Kerk weet in de secreta de koningsgeschenken nog dieper uit te leggen.
Zij verzinnebeelden de kostbaarste offergave: de Zoon van God.
Welke is dan ons eigenlijke offer in de Mis?
Niet de offergaven, brood en wijn, maar het lichaam en bloed van Jezus Christus, die uit brood en wijn is veranderd.
De gelovigen brachten alleen daarom deze gaven, omdat zij juist daardoor uitdrukten, dat het lichaam en bloed van Jezus Christus ook hun offer is. Ja, dat is het wezen van het heilig Misoffer.
Het in dood geofferde lichaam van de Heer of het geslachte Offerlam wordt in onze handen gelegd; wij mogen het de heilige Vader als Dank, - Smeek en - Zoenoffer opdragen.
En dit Offerlam Werd door de drie Wijzen reeds op zinnebeeldige wijze voorgesteld: Het is goud – bestaat er iets kostbaarder voor ons op aarde? Hem komt goud toe, want Hij is koning van de koningen.
Het is wierook, die voor de offerdienst gebruikt wordt.
Christus is niet alleen Offerlam, maar ook Hogepriester.
Het is mirre, welk werkelijk in de dood geofferd vlees en in de dood vergoten bloed voor ons ligt.
Maar ook de drie delen van de Offermis worden reeds met de drie gaven vergeleken.
Het Offertorium is goud,  de betekenis van de offergang is de overgave en deze moeten zo echt en zuiver zijn als goud.
De offerande lijkt op de wierook; ze is de eigenlijke daad van de priester, zowel voor de gewijde priester als voor het algemene priesterdom van het volk.
Want het volk toont metterdaad zijn koninklijke priester op de eerste plaats door de actieve deelname aan de Mis.
Het offermaal gelijkt eindelijk op de mirrhe.
Het lichaam van de Heer werd eens met mirre in het graf en de rotsspelonk gelegd.
Heden wordt het zelfde lichaam in de rotsgrond van het hart neergelaten en met mirre van de genade bewaard om te verrijzen in een deugdzame, christelijke levenswandel.
 
Bezien wij heden de weg van de Wijzen en vergelijken wij die met onze weg naar de Kerk.
De weg van de Wijzen zowel de heen- als de terugweg, had verrassingen van vreugde en leed.
Het was voorwaar geen geringe onderneming, het vaderland te verlaten, naar de onzekere en gevaarlijke vreemde te vertrekken en zich aan de leiding van de ster toe te vertrouwen.
De reis, die waarschijnlijk wekenlang zou duren, bood ook vele bezwaren en allereerst hun oponthoud bij Herodes!
Hoe zal het hun te moede geweest zijn, toen in Jeruzalem de ster verdween en Herodes, de koning van de Joden een zo raadselachtig gedrag toonde.
Doch des te groter was de vreugde, toen zij wederom de ster zagen, die hen naar het verlangde doel zou brengen; "zij verheugden zich met grote vreugde”.
Ook de terugkeer was niet vrij van leed (de heilige Chrysostomus schildert in het brevier de moeilijkheden van wege hun geloof), de plotselinge terugkeer naar huis, de vlucht voor de bedrogen Herodes maakte de terugreis bezwaarlijk.
Maar de vreugde over de grote gebeurtenis droegen zij altijd hun leven lang in hun harten.
– Ook wij leggen dikwijls, misschien dagelijks, een dergelijke weg af, de weg naar en uit de kerk af, een weg, die veel overeenkomsten met de weg der Wijzen heeft.
Niet vergeefs hebben wij op het feest van Epifanie met gewijd krijt de namen van de "drie Koningen” op de deuren geschreven.
Zo dikwijls wij over de drempel treden, vooral bij de dagelijkse gang naar de kerk, moeste wij in de geest met de Wijzen gaan.
Ook voor ons levert de kerkgang veel moeilijkheden, maar ook veel vreugde op.
Daarbij komt het aan op tijdig opstaan, dikwijls door wind en guur weer, sneeuw en regen, koude en duisternis lopen.
Daar zijn vele Herodessen die ons tegenhouden, onze eigen traagheid, die ons niet laat opstaan, onze huisgenoten, die ons uitlachen, omdat wij elke dag naar de kerk gaan.
Maar wanneer wij over dit alles zegevieren, dan zullen wij iets van de overgrote vreugde van de Wijzen smaken.
Veredelen wij onze gang naar de Kerk; het is een Liturgische weg.
In de oude Kerk kwamen de christenen te samen in de ecclesia collecta, trokken dan vandaar in processie biddend en zingend naar de statiekerk, waar het heilig Offer werd voltrokken.
Wij zouden zoiets dergelijks kunnen voorstellen.
Ons huis is de vergaderkerk; wij hebben het juist op het feest van Openbaring (Epifanie) als het ware tot kerk gewijd, met wierook en wijwater geheiligd.
Daar hebben wij ons geestelijker wijze "verzameld" - denk aan het woord recollectie -nu volgt de processie; al trekt gij er eenzaam heen, dan zijt ge toch niet alleen; uw engel gaat met u, de heiligen van de dag, uw beschermheiligen, gaan u voor, in de geest trekken uw huisgenoten en dierbaren mee, dus toch een echte processie!
Verdiep u onderweg in het introïtus, dat zal u de symboliek van de gang naar de kerk meedelen; bid een of ander psalmvers: "Ik heb mij verblijd over hetgeen mij is gezegd: wij trekken naar het huis van God!"
Denk na, welke koningsgaven gij voor de offergang op het altaar zult leggen, voor wien gij het heilig Offer gaat opdragen.
Uw gang naar de kerk moet een heilige weg zijn.
Ook de terugweg moet een stille weg zijn, vol zaligheid over het bezoek aan de grote Koning, ook wel in het vooruitzicht van de werkdag die gaat beginnen.
Dan zult gij gouden bruggen slaan van het feestgeheim van heden naar de plichten van de dag.
Voortdurende herinneringen aan de weg van de Wijzen zal uw gang naar de kerk heiligen.
 
Lezing uit de heilige Schrift:
De Apostel Paulus zet zijn gedachten over het tegenwoordig lijden voort (Romeinen 15,1-6): (deze gedachten zijn in het bijzonder op het feest van de algemene verbroedering der volken, zoals Epifanie is, op zijn plaats).
Het voorbeeld van CHRISTUS belicht deze gedachte: "Wij, die sterk zijn, Wij moeten de gevoeligheden van de zwakken ontzien en niet onszelf zoeken.
Ieder van ons moet het welzijn van zijn naaste om hem te stichten.
Want ook CHRISTUS heeft zichzelf niet gezocht, maar zoals geschreven staat: "De smaad van uw versmaders is op Mij gevallen".
In het vervolg horen wij over de verhouding van de joden en de heidenen tot CHRISTUS. (wij hebben deze plaats op de Tweede Zondag van de Advent als epistel gehoord, hier lezen wij ze in nieuwe belichting): "Christus is de Bedienaar van de Besnijdenis geworden, opdat de getrouwheid van God zou blijken, maar ook, opdat de heidenen God om Zijn barmhrtigheid zouden vereren."
Paulus is aan het slot van de brief gekomen; hij ontwikkelt nu zijn plannen.
Na zijn missiearbeid in het Oosten, gevoelt hij zich gedrongen over te gaan naar het verre Westen: "Ik zal naar Spanje vertrekken en dan bij u aankomen...
Ik weet echter, dat ik als ik tot U kom, met de volheid van de zegen van Christus komen zal."