11de zondag na Pinksteren (2015)

 
"De doven doet Hij horen en de stommen spreken…” (Marcus 7,37)
 
Wij bevinden ons in een aan God toegewijde en door Gods tegenwoordigheid  geheiligde plaats.
God heeft hier zijn woontent opgeslagen.
Wij betreden het Huis van God.
Dan worden wij ons bewust, wat wij hier bezitten: Daar woont en troont onze Heer als Koning; de Kerk is ons vaderhuis, is het woonverblijf van de kinderen Gods, waar allen één zijn van zin, één van Geloof, met de band van de liefde omgeven.
Hier verzamelen allen zich op de dag des Heren rondom Koning Christus.
Hij geeft ons kracht en sterkte in onze strijd tegen de wereld.
Als een welgeordend leger, moeten wij christenen door de wereld gaan.
Nu meer dan ooit.
Zwak en krachteloos zijn we uit de afgelopen week tevoorschijn gekomen.
Hier verwachten we herstel en nieuwe kracht.
Daarmee heeft de Liturgie twee snaren aangeslagen, die door het hele leven van ons christenen klinken. Deze twee snaren klinken in het Kyrie en in het Gloria.
Uit het verlangen naar de VERLOSSING van het Kyrie stijgen wij op naar de vreugde om de Verlossing in het Gloria.
Het Gloria is een paaslied; het zegt: ik ben een verlost kind van God.
 

Afbeelding invoegen

Het gebed Van de Kerk is vandaag ongewoon gevoelig: het vormt zich eerst een heiligdom: Gods vaderlijke goedheid is oneindig.
God geeft meer dan wij verdienen.
"vergiffenis, waarover het geweten zich beangstigt”, goederen, "die het gebed niet durft te noemen”.
Ook hier klinken de twee voornaamste gebeden van het Onze VADER…: naar het Godsrijk, weg met de zonde.
Nu horen wij de boodschap van God.
Allereerst staat de apostel Paulus voor ons en deelt ons de paasboodschap mee.
Wij zien hem, zoals hij eens aan de gelovigen van Korinthe de grote waarheden van het Geloof verkondigde: CHRISTUS is gestorven voor onze zonden, CHRISTUS is verrezen!
Hij noemt getuigen van de verrijzenis en daaronder zichzelf.
Aan hem is CHRISTUS verschenen.
Ook hij was eens ziek zoals de doofstomme, een misgeboorte, de allerlaatste onder de Apostelen.
Paulus vertelt, hoe hij de GENADE van het doopsel heeft ontvangen; dan begint weer het bewustzijn van zijn VERLOSSING naar voren te komen: "Door de GENADE van God ben ik wat ik ben en de GENADE is niet ijdel in mij gebleven.
Oh, wat een geweldige woorden…wat een prachtige taal.
Dat wij dat ook hem konden nazeggen.
Dat de GENADE ook bij ons niet ijdel, vergeefs of nutteloos is gebleven, zonder enig nut of uitwerking of inzet voor Christus…
Ja, door de Genade zijn we, wat we zijn.
Niets is uit ons zelf.
Alles is Genade.
Christus komt tot ons als de geneesheer van onze ZIEL.
De genezing van de dove stomme is een beeld van het Doopsel.
Sinds al oude tijden kent de Kerk bij het Doopsel de ceremonie van de opening van het gehoor met het woord: Ephetha!
Daarmee heeft hij de geestelijke doofheid en stomheid willen aangeven.
De heilige Paus en kerkleraar Gregorius geeft ons een homilie op het Evangelie: Wat betekent het, dat God , de schepper van alles, toen Hij een doofstomme wilde genezen, zijn vingers in diens oren stak?
En waarom raakte Hij diens tong met speeksel aan?
Wat anders wordt door de vingers van de VERLOSSER aangeduid dan de gaven van de Heilige Geest?
Daarom dan ook zei de Heer, toen Hij elders een duivel had uitgedreven: "Indien Ik door de vinger Gods de duivels uitdrijf, dan is voorwaar het Rijk Gods onder U gekomen”.
De vingers in de oren steken wil dus zeggen: door de Gaven van de H. Geest wordt het verstand van de dove voor de gehoorzaamheid openen.
En wat betekent dat Hij diens tong met speeksel aanraakte?
Het speeksel uit de mond van de VERLOSSER is voor de wijsheid, die wij ontvangen, door het goddelijk Woord.
Deze gebeurtenis uit het Evangelie heeft de Kerk sinds oude tijden tot zinnebeeld van het Doopsel genomen.
Want eerst door het Doopsel krijgen wij op geestelijke wijze het GEHOOR en de werkelijke spraak.
Vóór het Doopsel waren wij als het ware stom en doof.
Wij konden niet tot God spreken in het gebed, omdat wij geen geloof hadden.
Wij konden ook niet de stem van God horen.
Dus waren wij voor God doof en stom.
Door het Doopsel echter werden wij kinderen van God en ontvingen wij het leven van de Heiligmakende GENADE.
De heilige Geest woont in ons en is dus de Middelaar tussen God en onze Ziel.
Wat het Doopsel is begonnen moet de Eucharistie voortzetten en voltooien.
U komt nu naar de Mis als een arme doofstomme; door het lawaai van de wereld hoor je niet, wat God tot ons spreekt.
Als een stamelend kind staan wij voor God en brengen niet één goed woord uit.
Maar door de GENADE van de H. Mis wordt vandaag opnieuw het gehoor voor de Hemel geopend en de tong los komt en wij steeds rijper mogen worden om eens in het grote koor van de Engelen de Lof van GOD te zingen.
AMEN!
 
H. Havee