“Heer, wij hebben de hele nacht gezwoegd en niets gevangen”

Broeders en zusters in Christus,
 
Wij kunnen de situatie van de apostelen heel goed begrijpen.
Ze waren helemaal moedeloos, de hele nacht hard gewerkt zonder ook maar één vis te vangen.
Mat geslagen maakten ze hun netten schoon en waren doodmoe.
Iedereen van ons kent wel dat gevoel, de hele dag hard gewerkt en dan denk je nog maar aan één ding: zo gauw mogelijk slapen.
En juist in deze situatie van moedeloosheid en ontgoocheling zegt Jezus tegen Petrus: "vaar naar diep water en gooi je netten uit voor de vangst”.
Als we dan dit zo lezen kun je je gaan afvragen: Weet Jezus dan niet dat de apostelen zo moe zijn en de hele nacht op het meer zijn geweest en niets hebben gevangen?
 

Begrijpt Hij dan niet dat je overdag geen vissen kunt vangen?
Daarom geeft Petrus Jezus ook ten antwoord: "Meester, de hele nacht hebben wij gezwoegd en niets gevangen”.
Die vraag, die reactie van Petrus, komt een ondertoon naar boven van onbegrip en moedeloosheid, maar komt die vraag ook niet vaak in ons boven: "Heer, wij hebben de hele nacht gezwoegd en niets gevangen”?
Deze problemen van hun zware arbeid die maar niets opleverde is een voorteken van hoe het allemaal begon nadat de apostelen van Christus hun zending begonnen.
Het waren mensen die vol enthousiasme Gods Blijde Boodschap aan de mensen gingen verkondigen.
De jonge Kerk trad naar buiten, maar na enige tijd komt al snel de ontgoocheling: er wordt niet naar hun geluisterd, hun Blijde Boodschap wordt door de wereld niet aanvaard, ze worden beschouwd als naïevelingen, als dromers; in veel gevallen worden ze gehouden gevaarlijke en opstandige mensen en zij worden voor de rechter gesleept en de straf die volgde was bijna altijd doodstraf, sterven als een martelaar.
Maar ook in hun eigen kring kwam onenigheid over rangen en functies die tot misverstanden en vetes dreigde uit te groeien.
En zo ontstond er aarzeling en grote twijfel.
Hadden zij toch op het verkeerde paard gewed?
De jonge Kerk verkeerde in een crisis.
Zo'n verhaal over de wonderbare visvangst gaf ook de jonge Kerk weer moed om door te gaan, om te geloven in het woord van Christus, hun Heer.
En hoe moeilijk en misschien wel stuntelig hun gepraat ook was, de mensen luisterden, hoe zwak en bang ze zelf ook waren, toch sloten mensen zich bij hen aan.
Het was een kleine groep die uitgroeide tot een wereldkerk.
Zo is het verhaal van de wonderbare visvangst ook een verhaal dat heel goed past bij de situatie binnen onze huidige Kerk.
De Kerk in onze land verkeert ook in een crisis.
Maar ook in onze tijd moet de Kerk geloven in het woord van Christus en haar netten uitwerpen voor de vangst.
Pas als alle christenen voldoende geloof hebben in het woord van Christus, dan zal de Kerk gelouterd uit deze crisis te voorschijn komen.
Maar het verhaal van de wonderbare visvangst is ook een verhaal voor ons eigen leven.
Want in ieder mensenleven zijn er ogenblikken dat je alles zou willen opgeven.
Wij hebben zo vaak alle moeite gedaan om als echte christen te leven en wat heb je nu?
Je hebt je met hart en ziel ingezet voor de kerk en het parochieleven, alle tijd opgeofferd en wat is het resultaat?
De mensen lachen je uit en verklaren je voor gek.
Je hebt geprobeerd echt te bidden, elke zondag naar de kerk en toch heb je soms het gevoel dat je gebed in een diepe afgrond valt, dat Onze Lieve Heer je niet hoort.
Je krijgt dan geen antwoord.
De vraag is nu: "hebben we genoeg geloof om vol te houden?”
Ja, broeders en zusters, want het geloof in Gods Woord kan je dan sterk maken.
Maar iedereen weet ook, dat als je zo sterk gelooft, niet alle hardheid, niet alle narigheid en zorgen uit ons leven verbannen zal worden.
Wel kan dat geloof de kracht en het inzicht geven zodat een mens zin blijft vinden in zijn bestaan; dat hij staande blijft te midden van gebrek aan begrip door zijn omgeving; dat hij zich niet van de wijs laat brengen door tegenslagen.
Geloven in Jezus Christus en Zijn Woord is niet bang zijn voor de toekomst, is wedden op die toekomst.
Genoeg geloof om onszelf te laten vangen én anderen te vangen?
Jezus voelt zich in het evangelie van vanavond een echte visser, maar dan niet van vissen maar van mensen.
Hij hoopt dat de mensen zullen toehappen, een luisterend oor hebben, voor het Woord dat Hij spreekt.
Petrus ziet dit helemaal niet zitten en wordt er bang van, hij schrikt er voor terug: "Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens”.
Waarop Jezus dan zegt: "Wees niet bevreesd”.
"Wees niet bevreesd, een tekst die steeds weer terugkeert in het evangelie.
Maar nu, beste mensen, is er iets gebeurd, vooral bij Petrus.
Er is iets heel bijzonders ontstaan tussen Jezus en Petrus, iets van eerbied.
Petrus noemt Jezus nu geen Rabbi of Meester meer, hij noemt Jezus: "Heer " en zelf noemt hij zich een zondig mens.
Hij maakt zich klein om gezonden te worden.
Het grote wat hier gebeurt is, dat wat er van binnen in Petrus gebeurt en ook wij zullen dat mogen voelen.
Iets van grote eerbied voor Christus, waardoor wij ons rondom Hem verzamelen en alles, net als de apostelen, achterlaten om Hem te volgen.
De ervaring van Petrus met Christus, is voor ons een bemoediging.
En de rijke visvangst, mag voor ons een teken zijn van hoop, midden in de teleurstellingen van ons dagelijks leven.
Amen.
 
Hans Smits