H. Mattias

 

De apostel Mattias (Hebreeuws: מתתיהו, Mattathias), ook wel Matthias, was een schriftgeleerde die door loting aan de elf discipelen van Jezus Christus werd toegevoegd om de opengevallen plaats van de voormalige discipel Judas Iskariot na diens verraad en zelfmoord op te vullen (Handelingen van de Apostelen 1: 15-26). Volgens de overlevering stierf hij in circa 63 in Jeruzalem de marteldood door steniging. Het gebeente van de apostel Mattias zou in opdracht van Helena, de moeder van de Romeinse keizer Constantijn I, naar Trier overgebracht zijn. Sinds 1127 worden de relikwieën in de benedictijnerabdij St. Matthias in Trier door pelgrims vereerd. Hij is de patroonheilige van Goslar, Hannover, Hildesheim en van de bisdommen Gary en Great Falls en verder van de bouw- en timmerlieden, de schrijnwerkers, de smeden, de metselaars, de varkenshoeders, de kleermakers en de suikerbakkers. Hij wordt aangeroepen tegen blaren, kinkhoest, alcoholisme, pokken en onvruchtbaarheid en bij het begin van de scholen.