St. Joris

 
Joris (Georgius) van Cappadocië (gestorven 23 april 303) is een martelaar en heilige. Sinds 1222 is hij patroon (beschermheilige) van Engeland (Engels: Saint George). Tevens is hij als Sant Jordi de beschermheilige van de Spaanse autonome regio Catalonië en is hij patroon van de padvinderij. In Rusland is hij bekend als Svjatoj Georgij (Russisch: Святой Георгий), momenteel staat hij afgebeeld op de achterkant van de kopeke. In Griekenland als: Agios Georgios (Grieks: Άγιος Γεώργιος). Joris is vooral bekend door het verhaal dat hij een draak zou hebben gedood. Sint-Joris is een van de heiligen waarvan wordt aangenomen dat hij nooit heeft geleefd. De eerste vermeldingen over Joris zijn honderden jaren na zijn veronderstelde marteldood opgetekend. Het is ook niet duidelijk waar deze Sint-Joris geleefd zou hebben, men plaatst hem aan de Afrikaanse kust maar ook in Klein-Azië. Voor de ridderschap was de historiciteit van Sint-Joris onbelangrijk, het ging hen om een patroonheilige die krijgshaftig en moedig was en op een voor de krijgslieden aansprekende wijze, dus met het zwaard of de lans en niet met een gebed zoals bijvoorbeeld Romanus van Rouen, het kwaad overwon. De meeste heiligen waren vredelievend of contemplatief. In Joris vallen de mythen rond Koning Arthur en zijn drakendodende ridders samen met de christelijke heiligenverering. Er zijn geen historische gegevens over Sint-Joris bekend. De enige bron waarin hij wordt genoemd is een verzameling legenden over heiligen, de Legenda Aurea. Daarin zijn meerdere verhalen uit de Griekse mythologie in een aangepaste vorm herverteld waarbij een - al dan niet werkelijk bestaande - christen de rol van de Griekse held overneemt.
 

In de Griekse mythen komen diverse draken voor en één ervan wordt door Perseus verslagen. De in 1260 gepubliceerde Legenda Aurea is de oudste bron waarin Joris met een draak in verbinding wordt gebracht. In Engeland was Joris, of George, al bekend in de 8e eeuw en tenminste één Angelsaksische kerk was aan deze heilige gewijd. Tijdens de Tweede Kruistocht stelde Richard I zichzelf en zijn leger onder de bescherming van Sint-Joris. Volgens vaste regels beschilderde wapenschilden en hun bijbehorende heraldiek ontstonden rond 1200. Het rode "Kruis van Sint-Joris" op een witte achtergrond is in de eerste helft van de 12e eeuw met de heilige verbonden. Het kruis is ontleend aan de mantel van een kruisvaarder. Kanunnik Fisher beschreef de verering van Sint-Joris als "een aangelegenheid van het hof en het legerkamp" en niet zozeer van de kerk. Sint-Joris zou tussen 275 en 285 n.Chr. geboren zijn in een christelijke familie in Lod in de toenmalige Romeinse provincie Syria Palaestina. Zijn vader kwam uit Cappadocië, zijn moeder uit Palestina. Zijn vader, een officier in het leger, stierf toen Joris nog jong was. Als volwassene werd Joris militair en hij bracht het tot officier in het leger van Diocletianus. Toen deze een decreet uitvaardigde waarin de vervolging van christenen werd bevolen, weigerde Joris aan de vervolging deel te nemen, en verklaarde hij zelf christen te zijn. Hierop liet Diocletianus hem vermoorden. Over het veronderstelde leven van Joris doet de Legenda Aurea verder geen mededelingen. Moderne onderzoekers brengen Joris in verband met een martelaarsdood in Lydda in de periode vóór de regering van Constantijn de Grote. De marteldood van Joris Volgens de legende werd Joris in 303 door de christenvervolgers gevangengenomen en gefolterd. Hij werd op een rad gelegd met tweesnijdende zwaarden, in een ketel met kokende olie gestopt en moest van een beker met gif drinken. Hij liep desondanks geen letsel op. Onder de indruk van dit wonder liet de keizerin van Rome zich dopen. Ze werd daarop samen met Joris op de toren van de stadsmuur onthoofd. Dit alles zou gebeurd zijn in het "Beloofde Land". Er zijn geen bronnen uit de oudheid die dit verhaal aangaande de keizerin vermelden. De echtgenote van Diocletianus, Prisca, werd tijdens zijn regering gedwongen om aan de goden te offeren. Na de dood van Galerius in 311 werd Prisca naar Syrië verbannen door keizer Maximinus Daia. Keizer Licinius liet haar in 315 onthoofden. Er zijn slechts weinig afbeeldingen van de marteldood van Sint-Joris. Soms vindt men ze in kerken waarvan Joris de patroon is.

Verering

Door zijn populariteit in het Oosten en het Westen blijft zijn naamdag op 23 april op de Romeinse kalender gehandhaafd. De ridderlijke figuur van Sint-Joris heeft altijd een bijzondere verering genoten. Richard Leeuwenhart stelde hem aan tot patroon der kruisvaarders en de nationale synode van Engeland verklaarde hem in het jaar 1222 tot patroon van Engeland. Bij het ontstaan van Scouting werd de strijdbare martelaar tot patroon gekozen. Sint-Joris en de draak Sint-Joris wordt traditioneel afgebeeld met een draak, die hij volgens de overlevering zou hebben gedood. De draak staat hierbij symbool voor het heidendom. Het verslaan van de draak symboliseert de bekering van een heidens land of stad tot het christendom. Omdat het oorspronkelijke verhaal verloren is gegaan, werden mythen uit de Oudheid in het verhaal geïntegreerd. Zo heeft het verhaal ook overeenkomsten met Perseus. In de Legenda Aurea uit de 13e eeuw wordt het verhaal voor het eerst in de huidige vorm beschreven. Hier speelt het zich af in Silena in Libië. Andere bronnen noemen Beiroet. De stad werd door een draak getiranniseerd. Dagelijks verslond hij twee schapen, die hem geofferd werden, zodat hij zich rustig zou houden. Toen de laatste schapen op deze manier verdwenen waren, eiste de draak mensenoffers. Hierbij viel het lot ook op de dochter van de koning. In bruidskleren trad zij haar dood tegemoet. Maar Joris viel de draak met een lans aan en verwondde het gedrocht. Hij beloofde de koning en het volk dat hij het ondier zou doden als iedereen zich door hem zou laten dopen. Toen koning en volk akkoord gingen doodde hij de draak en op die dag lieten 15.000 mensen zich dopen.