H. Anselmus

 
Anselmus (Aosta, 1033 – Canterbury, 21 april 1109) was een in Italië geboren filosoof, theoloog en benedictijner monnik. Hij werd de tweede Normandische aartsbisschop van Canterbury en verwierf onder meer bekendheid met zijn zogenaamd ontologisch godsbewijs. Hij wordt beschouwd als de grondlegger van de scholastiek. Paus Alexander VI verklaarde Anselmus in 1494 heilig en in 1720 plaatste Clemens XI hem onder de kerkleraren.
Anselmus werd rond 1033 geboren onder de naam "Anselmus Candiae Genavae" (Italiaans: Anselmo di Candia Ginevra, Frans: Anselme de Candie Genève) in of in de buurt Aosta in het Koninkrijk Arles (heden ten dage de hoofdstad van de Noord-Italiaanse regio, Valle d'Aosta). Zijn familie was van hoge adellijke afkomst (zij waren door bloedverwantschap verwant aan het Huis van Savoye) en had aanzienlijke bezittingen. Zijn ouders waren beiden afkomstig uit een adellijk geslacht. Zij hadden een aantal leengoederen binnen het Bourgondische rijk in bezit. Zijn vader, Gundulf de Candia, was van geboorte een Lombard uit het Huis van Candia; hij lijkt een strenge man te zijn geweest. Zijn moeder, Ermenberga van Genève, werd als verstandig en deugdzaam beschouwd; zij was verwant aan Otto van Savoye.
 

Toen hij vijftien jaar oud was gaf Anselmus de wens te kennen om in een ​​klooster in te treden. Zijn vader stond dit echter niet toe en om die reden gaf de abt geen toestemming. Zijn vader had een politiek/militaire loopbaan voor hem in gedachten. Deze teleurstelling bezorgde Anselmus schijnbaar een psychosomatische ziekte. Na zijn herstel gaf hij zijn studies op en leefde hij een zorgeloos leven. Tijdens deze periode stierf zijn moeder en werd de strengheid van zijn vader voor hem ondraaglijk. Toen hij drieëntwintig jaar oud verliet Anselmus zijn ouderlijk huis. Hij stak in 1056 de Alpen over en zwierf gedurende drie jaar door Bourgondië en Frankrijk. Aangetrokken door de roem van zijn landgenoot Lanfranc van Bec (op dat moment prior van de Benedictijnse Abdij van Bec), arriveerde Anselmus in 1059 in Normandië. Na nog enige tijd in Avranches te hebben doorgebracht trad hij volgende jaar op zevenentwintigjarige leeftijd als novice in deze abdij. Daarmee gehoorzaamde hij aan de regel van Sint-Benedictus, die zijn denken in het komende decennium opnieuw vorm zou geven.

De jaren in Bec
In 1063 werd Lanfranc van Pavia tot abt in Caen benoemd. Anselmus werd tot prior van de abdij van Bec verkozen. Anselmus zou deze functie vijftien jaar uitoefenen totdat hij na de dood van Herluin, de stichter van de abdij van Bec, in 1078 tot diens opvolger werd benoemd. Hij werd op 22 februari 1079 door de bisschop van Evreux ingewijd. Deze inwijding was ietwat gehaast, want op dat moment zat het aartsbisdom van Rouen (waaronder de abdij van Bec viel) zonder bisschop (sede vacante). En was Anselmus ingezegend door de aartsbisschop van Rouen, zou hij onder druk hebben gestaan om hem gehoorzaamheid te betuigen, wat de onafhankelijkheid van het abdij van Bec in het gedrang zou hebben gebracht. Onder jurisdictie van Anselmus werd Bec een belangrijkste zetel van het onderwijs in Europa. De plaats trok studenten uit Frankrijk, Italië en elders aan. Dit hoewel studie en wetenschappelijk onderzoek van secundair belang waren in het kloosterleven van die tijd. Het was in deze tijd in Bec, dat Anselmus zijn eerste filosofische werken, de Monologion (1076) en de Proslogion (1077-8) schreef. Deze werken werden gevolgd door de De dialogen over waarheid, Vrije wil en de Val van de duivel. Gedurende zijn tijd spande Anselmus zich in de vrijheid van het klooster tegen leken- en aartsbisschoppelijke controle te behouden. Later tijdens zijn abtschap werkte Anselmus eraan om de onafhankelijkheid van Bex te garanderen tegen Robert van Beaumont, 1e graaf van Leicester en tegen de aartsbisschop van Rouen. Af en toe bezocht Anselmus Engeland om daar de eigendommen van de abdij van Bec te inspecteren. Hij bezocht dan ook Lanfranc, die in 1070 als aartsbisschop van Canterbury was geínstalleerd. Lanfranc zou dat zijn dood in 1089 blijven. Anselmus maakte in Engeland een goede indruk. Hij werd er gezien als de natuurlijke opvolger van Lanfranc als aartsbisschop van Canterbury. Aartsbisschop van Canterbury Hij volgde in 1089 Lanfranc van Bec op als aartsbisschop van Canterbury en raakte betrokken in de investituurstrijd. Ook is zijn verzet tegen de gedachten van Roscellinus van Compiègne van belang.

Filosofie en theologie
Net zoals Augustinus voor hem, hing Anselmus in zijn metafysica een christelijk geïnspireerd platonisme aan. Belangrijke punten uit Anselmus' theologie en filosofie zijn: Anselmus zag geen tegenstelling tussen geloven en wijsgerig kennen: "Het geloof zoekt naar redelijk inzicht" (fides quaerens intellectum). Het verstand moet in dienst staan van de openbaring. Alleen de gelovige kent de werkelijkheid. Anselmus trachtte zonder bijbelse gegevens te bewijzen dat God bestaat als het hoogste goed en het hoogste zijn. Met bijbelse gegevens trachtte hij aan te tonen waarom God mens werd (Cur Deus homo): de menselijke schuld was te groot dat een mens er de boete voor zou kunnen dragen. De schuld werd gedragen door Gods Zoon (Christus), die de relatie met de mens herstelde. Het ernstig nemen van de zonde laat zien dat hij met het werk van Augustinus vertrouwd was. Godsbewijs Anselmus van Canterbury was de eerste die een logisch bewijs van het bestaan van God formuleerde. Dit zogeheten ontologisch godsbewijs laat zich als volgt samenvatten: God is, per definitie, het volmaaktste wezen dat denkbaar is. In Proslogion, hoofdstukken 2-4, wordt dit in 2 varianten verwoord: God is 'iets, groter dan hetwelk niets gedacht kan worden' (aliquid quo nihil maius cogitari possit/potest/non valet) en God is 'datgene, groter dan hetwelk niets gedacht kan worden' (id quo maius cogitari nequit/non potest). Het is beter te bestaan dan niet te bestaan, dus iets wat niet bestaat kan nooit volmaakt zijn. Een niet bestaande God is minder volmaakt dan een bestaande. Dus moet God bestaan. Dit bewijs werd in de twintigste eeuw geformaliseerd met behulp van de modale logica door Kurt Gödel.