H. Jacobus

 
Jacobus Apostel Maior (ook de Meerdere of de Oudere), Santiago, Spanje; martelaar met zijn bekeerling, de schriftgeleerde Josias; † ca 44.
 
Hij was één van 'de twaalf'; de kring van Jezus' meest intieme leerlingen. Om hem te onderscheiden van de andere Jacobus uit de Twaalf, wordt hij 'Maior', 'de Meerdere' (= de oudere) genoemd. Ook zijn jongere broer Johannes, de latere evangelist, hoorde daartoe. Zij waren zonen van Zebedeus, een welvarende visser uit het plaatsje Bethsaïda aan het Meer van Gennesareth; hun moeder heette Maria Salome.
 
Markus vertelt, hoe hij en Johannes Jezus' leerlingen waren geworden. 'Toen Jezus eens langs het Meer van Galilea liep, zag hij Simon en de broer van Simon, Andreas, terwijl ze bezig waren het net uit te werpen in het meer; zij waren namelijk vissers. Jezus sprak tot hen: "Komt, volgt Mij; Ik zal maken, dat je vissers van mensen wordt. Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem. Iets verder gaande zag Hij Jacobus, de zoon van Zebedeus, en diens broer Johannes; ook zij waren in de boot bezig hun netten klaar te maken. Onmiddellijk riep Hij hen. Zij lieten hun vader Zebedeus achter en volgden Hem' (Markus 01,16-20).
 
Johannes en Jacobus worden in de evangelies ook wel 'zonen van de donder' genoemd (Markus 03,17). Zou vader bars of driftig van karakter geweest zijn? Of zijzelf? Dat zij inderdaad nogal drastisch te werk konden gaan, wordt verteld in het verhaal, dat Jezus en zijn leerlingen in een Samaritaans dorp niet ontvangen werden, omdat Jeruzalem hun reisdoel was. Gastvrijheid was in die dagen een sociale verplichting. Maar nu was er dus niemand die hen uitnodigde voor de nacht. 'Toen de leerlingen Jacobus en Johannes dit gewaar werden, vroegen ze: "Heer, wilt U dat wij vuur van de hemel afroepen om hen te verdelgen?" Maar Hij keerde zich om en wees hen op strenge toon terecht' (Lukas 09,54-55).
 

Volgens Mattheus kwamen de twee op een keer met hun moeder op Jezus af en wierpen zich aan zijn voeten ten teken dat zij iets te vragen hadden. Hij vroeg aan moeder: "Wat verlangt u?" Waarop zij antwoordde: "Laat deze twee jongens van mij in uw koninkrijk zitten één aan uw rechterhand en één aan uw linkerhand."
 
Moeder had blijkbaar een grote carrière voor ogen. Tot woede van de andere tien. Het was de aanleiding voor Jezus iets te zeggen over ware grootheid: "Wie onder jullie groot wil worden, moet dienaar van jullie zijn" (Mattheus 20,20-28).
 
Met Petrus en Johannes maakte Jacobus deel uit van het groepje van drie apostelen dat getuige was van een aantal grote momenten uit Jezus' leven. Ze mochten erbij zijn, toen Jezus Jaïrus' dochtertje uit de dood deed opstaan (Markus 05,35-43); ze waren bij Jezus' gedaanteverandering op de berg (Markus 09,02-08) en op de vooravond van zijn lijden en dood in de tuin van Gethsemani, waar Jezus zich afzonderde om in doodsangst tot zijn Vader te bidden (Markus 14,32-34).
 
Volgens de Handelingen van de Apostelen werd Jacobus op last van koning Herodes met het zwaard gedood (Handelingen 12,02). Dat moet omstreeks het jaar 44 gebeurd zijn. Over de oorzaak van deze terechtstelling zeggen de Handelingen niets, maar de legende weet te vertellen dat hij weigerde met koning Herdodes in debat te gaan. Hij is de eerste martelaar in de kring van de Twaalf.